- Geef aan welke werkzaamheden passen bij de werktaken en werkprocessen voor je opleiding, noem er minimaal twee, geef minimaal 2 voorbeelden en licht deze toe (kijk op Xerte wat de werkprocessen zijn)
- Jouw mening over je stage -> Vertel wat je van deze periode vond. Geef minstens 2 argumenten. Vertel wat je geleerd hebt. Noem minimaal twee voorbeelden. Vertel waarom het werk wel/niet bij jou past. Vertel ook wat je idee is voor de volgende stage (zelfde soort, juist wat anders?) Wat neem je mee naar je volgende stageplek
- Vragenronde en bedankje
Slide 4 - Tekstslide
Punten deel 1
24 punten totaal te behalen
23-24 punten = 2 punten
16-22 punten = 1 punt
0-15 punten = 0 punten -> Onvoldoende
Slide 5 - Tekstslide
Punten deel 2
2:
- Maakt gebruik van tekstcohesie (signaal- en verbindingswoorden), om uitingen te verbinden tot een heldere en samenhangende tekst
- Kan dit ook duidelijk maken aan de luisteraars
Slide 6 - Tekstslide
Punten deel 2
3:
- Kan tijdens een spreektaak verschillende spreekdoelen met elkaar verbinden (bijvoorbeeld informeren en overtuigen)
- En is zich bewust van de wisselingen in het doel.
Slide 7 - Tekstslide
Punten deel 2
4:
- Kiest in formele en en informele situaties zonder moeite de juiste taalvariant en kan het verschil hanteren.
- Kan spontaan afwijken van de voorbereide tekst en ingaan op belangwekkende punten die vanuit het publiek aangedragen worden.
Slide 8 - Tekstslide
Punten deel 2
5:
- Goede woordenschat met variatie
- Trefzekerheid in woordkeus is hoog
Slide 9 - Tekstslide
Punten deel 2
6:
- Toont een betrekkelijk grote beheersing van de grammatica. Incidentele vergissingen, niet-stelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen voorkomen, maar zijn zeldzaam en worden meestal direct verbeterd.
- Kan langere stukken tekst produceren in een normaal tempo; hoewel er tijdens het zoeken naar patronen en uitdrukkingen, aarzelingen voorkomen, zijn er weinig, overigens niet storende pauzes.
Slide 10 - Tekstslide
Hoe lang moet je presentatie minimaal duren?
A
5 minuten
B
15 minuten
C
10 minuten
Slide 11 - Quizvraag
Je stelt jezelf voor
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Hoeveel mensen zitten er bij jouw presentatie? (inclusief jezelf)
A
2
B
5
C
4
D
3
Slide 13 - Quizvraag
Mag je fouten maken in grammatica?
A
ja
B
nee
C
ja, maar moet in principe direct verbeterd worden
Slide 14 - Quizvraag
Vragen worden alleen aan het eind gesteld
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Hoeveel punten moet je minimaal hebben voor een voldoende van deel 1?
A
15
B
16
C
18
D
20
Slide 16 - Quizvraag
Wat is GEEN spreekdoel?
A
Extraheren
B
Overtuigen
C
Informeren
D
Amuseren
Slide 17 - Quizvraag
Wat moet er behalve info over je stagebedrijf in de presentatie staan?