Bijeenkomst 2 - professionele taalvaardigheid 1 - redekundig ontleden

Professionele taalvaardigheid
Bijeenkomst 2 - redekundig ontleden
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Professionele taalvaardigheid
Bijeenkomst 2 - redekundig ontleden

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Uitleg taalcoaches 
  • Herhaling werkwoordspelling
  • Redekundig ontleden 

Slide 2 - Tekstslide

Hoe was jullie weekend?
  • Schrijf op een blaadje in één zin wat je het meest is bijgebleven uit je weekend. 
  • Gebruik in deze zin minimaal 2 werkwoorden.  

Slide 3 - Tekstslide

Uitwisselen maar!
  • Loop op de muziek. Als de muziek stopt, ga je bij de dichtstbijzijnde klasgenoot staan. 
  • Wissel jullie zinnen uit! 
  • Welke werkwoorden vind je in de zin van je klasgenoot? Goed gespeld?

    (persoonsvorm, voltooid deelwoord, infinitief, bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord, tegenwoordig deelwoord)

Slide 4 - Tekstslide

Soort werkwoord?
De oude boer ... (bemesten) vorige week zijn akker.
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord
C
Infinitief
D
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Slide 5 - Quizvraag

Zwak/ sterk werkwoord?
De oude boer ... (bemesten) vorige week zijn akker.
A
Zwak
B
Sterk

Slide 6 - Quizvraag

De oude boer ... (bemesten) vorige week zijn akker.

Slide 7 - Open vraag

Soort werkwoord?
Het gemeenteraadslid behoudt het recht om het woord tot de gemeenteraad te ... (richten).
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord
C
Infinitief
D
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Slide 8 - Quizvraag

Zwak/ sterk werkwoord?
Het gemeenteraadslid behoudt het recht om het woord tot de gemeenteraad te ... (richten).
A
Zwak
B
Sterk

Slide 9 - Quizvraag


Het gemeenteraadslid behoudt het recht om het woord tot de gemeenteraad te ... (richten).

Slide 10 - Open vraag

Soort werkwoord?
... (aanvaarden) je zijn excuses of laat je hem barsten?
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord
C
Infinitief
D
Tegenwoordig deelwoord

Slide 11 - Quizvraag

Zwak/ sterk werkwoord?
... (aanvaarden) je zijn excuses of laat je hem barsten?
A
Zwak
B
Sterk

Slide 12 - Quizvraag

... (aanvaarden) je zijn excuses of laat je hem barsten?

Slide 13 - Open vraag

Soort werkwoord?
Door een verkeerde landing van het vliegtuig ... (verwonden) enkele passagiers vanochtend hun knieën.
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord
C
Infinitief
D
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Slide 14 - Quizvraag

Zwak/ sterk werkwoord?
Door een verkeerde landing van het vliegtuig ... (verwonden) enkele passagiers vanochtend hun knieën.
A
Zwak
B
Sterk

Slide 15 - Quizvraag


Door een verkeerde landing van het vliegtuig ... (verwonden) enkele passagiers vanochtend hun knieën.

Slide 16 - Open vraag

Soort werkwoord?
... (dansen) van blijdschap kwam de winnende ploeg het podium op.
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord
C
Infinitief
D
Tegenwoordig deelwoord

Slide 17 - Quizvraag

Zwak/ sterk werkwoord?
... (dansen) van blijdschap kwam de winnende ploeg het podium op.
A
Zwak
B
Sterk

Slide 18 - Quizvraag

... (dansen) van blijdschap kwam de winnende ploeg het podium op.

Slide 19 - Open vraag

De VN eist op den duur dat Iran zijn nucleaire installaties ... (ontmantelen).

Slide 20 - Open vraag

Achter de zachtrood ... (verlichten) ramen zaten schaars geklede dames.

Slide 21 - Open vraag

"...(redden) uzelf", zei ik tegen het slachtoffer.

Slide 22 - Open vraag

Karima is ... (verbazen) over alles wat jij over haar beweert.

Slide 23 - Open vraag

Wanneer heb je die ... (verloten) boeken aan de winnaars toegestuurd?

Slide 24 - Open vraag

Wordt die gevreesde ziekte niet met medicijnen ... (aanpakken)?

Slide 25 - Open vraag

De ontslagen secretaresse betrad ... (huilen) het kantoor van haar collega's.

Slide 26 - Open vraag

Redekundig ontleden - stappenplan
  1. Zoek de persoonsvorm.
  2. Verdeel de zin in zinsdelen.
  3. Zoek het onderwerp.
  4. Zoek het naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde.
  5. Zoek het lijdend voorwerp.
  6. Zoek het meewerkend voorwerp.

Slide 27 - Tekstslide

Hoe vind je een lijdend voorwerp in een zin?

Slide 28 - Open vraag

Hoe vind je een meewerkend voorwerp in een zin?

Slide 29 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde?

Slide 30 - Open vraag

Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde 
  • Naamwoordelijk gezegde:
    Koppelwerkwoord + naamwoorden
    Zijn / worden / lijken / blijven / blijken / schijnen / heten / dunken / voorkomen 
  •   Werkwoordelijk gezegde:
    Alleen werkwoorden (zww en hww)!

Slide 31 - Tekstslide

Redekundig ontleden

Slide 32 - Tekstslide

Voorbereidingsblad
Wissel je voorbereiding uit met je buurman/buurvrouw. Bespreek samen de antwoorden. 

Slide 33 - Tekstslide

Bonus & volgende keer
  • Bonus: ontleed je eigen weekendzin. 
  • Volgende keer: taalkundig ontleden -> bekijk de PowerPoint en maak de opdrachten vooraf!

Slide 34 - Tekstslide