14.2 Gezichtszintuig

14.2 
Je gezichtszintuig
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

14.2 
Je gezichtszintuig

Slide 1 - Tekstslide

Anatomie van het oog
BINAS 87C

Slide 2 - Tekstslide

Hoornvlies bestaat uit doorzichtige cellen (breking licht).

Harde oogrok biedt bescherming en zitten oogspieren aan vast (draaiing oog).

Vaatvlies bevat veel bloedvaten.

Iris bevat kleurstoffen (regenboogvlies) en regelt lichtinval.

Slide 3 - Tekstslide

Netvlies bevat de lichtgevoelige zintuigcellen; staafjes en kegeltjes.

Blinde vlek = plaats waar de oogzenuw het oog verlaat (daar geen zintuigcellen).

Gele vlek bevat alleen kegeltjes (scherp zicht). 

Glasachtig lichaam = geleiachtige massa met doorzichtige cellen.

Slide 4 - Tekstslide

Pupil = gat in de iris.


Ooglens zorgt voor breking van het licht waardoor beeld scherp wordt afgebeeld op het netvlies.

Ooglens hangt via lensbandjes in de kringspier van het straalvormig lichaam.

Slide 5 - Tekstslide

Waardoor kijken uilen
je altijd zo recht aan?
A
Ze kunnen hun hoofd bijna 360 graden draaien
B
Ze hebben geen oogspieren
C
Om dreigend over te komen
D
Omdat ze al je geheimen kennen

Slide 6 - Quizvraag

Een bepaalde lichtstraal valt op een lichtgevoelige cel
in een oog van de mens.
Welke delen van het oog passeert deze lichtstraal achtereenvolgens?

A
pupil - voorste oogkamer - lens - glasachtig lichaam
B
pupil - iris - voorste oogkamer - lens - glasachtig lichaam
C
hoornvlies - voorste oogkamer - pupil - lens - glasachtig lichaam
D
hoornvlies - lens - pupil - voorste oogkamer - glasachtig lichaam

Slide 7 - Quizvraag

Lichtstralen die ons oog binnenkomen worden gebroken. Er treedt breking van licht op door:
A
het hoornvlies en door de pupil
B
uitsluitend de ooglens
C
het hoornvlies en door de ooglens
D
de ooglens en door het netvlies

Slide 8 - Quizvraag

Regeling hoeveelheid licht in het oog
  • Pupilreflex
  • Pigmentcellen in het netvlies (langzaam)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Accomoderen

Slide 11 - Tekstslide

Accomoderen
spier ontspannen            spier aangespannen
kijken in de verte                voorwerp dichtbij

Slide 12 - Tekstslide

Bij oogonderzoek wordt wel eens gebruik gemaakt van stoffen
waardoor pupilverwijding optreedt.
Door de stoffen worden bepaalde spieren tijdelijk verlamd.
Welke spieren zijn tijdelijk verlamd,
waardoor deze pupilverwijding optreedt?
A
de oogspieren
B
de kringspieren in de iris
C
de spieren in het straalvormig lichaam
D
de straalsgewijs verlopende spieren in de iris

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

BINAS 27A4

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Een persoon kijkt 's nachts naar de sterren. Op een gegeven ogenblik ziet hij een lichtzwakke ster. Als hij probeert hiervan een duidelijk beeld te krijgen, ziet hij opeens de ster niet meer. De ster wordt voor hem onzichtbaar doordat in beide ogen het beeld van de ster:
A
op de gele vlek valt waar alleen kegeltjes voorkomen
B
op de gele vlek valt waar alleen staafjes voorkomen
C
naast de gele vlek valt op een plaats waar alleen kegeltjes voorkomen
D
naast de gele vlek valt waar alleen staafjes voorkomen

Slide 18 - Quizvraag

Een proefpersoon kijkt enige tijd naar een rood vierkant tegen een witte achtergrond. Hierna kijkt hij naar alleen een wit oppervalk en neemt een groen-blauw vierkant tegen een witte achtergrond waar.
Welke verklaring voor het optreden van dit effect is juist?
A
de kegeltjes voor rood licht zijn vermoeid en werken niet meer
B
de kegeltjes voor groen en blauw licht zijn minder snel vermoeid dan die voor rood licht
C
alle kegeltjes zijn vermoeid en de proefpersoon gaat meer met de staafjes kijken
D
de staafjes zijn vermoeid doordat een deel van het staafjesrood is omgezet

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Petra probeert de kleine lettertjes van een contract te lezen, haar.......
A
lensbandjes zijn slap, de lens wordt platter
B
lensbandjes staan strak, de lens wordt platter
C
lensbandjes zijn slap, de lens wordt boller
D
lensbandjes zijn strak, de lens wordt boller

Slide 23 - Quizvraag

Mark ziet niet goed. Veraf is alles onscherp. Hij is bijziend. Bij hem.......
A
Is de oogbol te lang, hij heeft een + bril nodig
B
is de oogbol te lang, hij heeft een - bril nodig
C
is de oogbol te kort, hij heeft een - bril nodig
D
is de oogbol te kort, hij heeft een + bril nodig

Slide 24 - Quizvraag

Toch nog veel naar buiten gekeken deze les. Maar wat zag je dan? Deel het met iedereen :-) en upload een foto van jouw uitzicht!

Slide 25 - Open vraag

Bestudeer 14.2

en maak opdracht

1 t/m 4, 6, 7 en 11

Slide 26 - Tekstslide