Spelling herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Herhalingsles

Deze les

- Terugblik spellingsregels

- Lesdoel

- Uitleg

- startopdracht

- Zelfstandig werken

- Afsluiting

... zit ik vaak op de bank, voor de televisie.

1. 's avonds
2. s' avonds
3. s-avonds
4. savonds

Ik heb verschillende werkbladen ...

1. gekopieërd
2. gekopierd
3. gekopieerd
4. gekopiërd

... bezoekers waren hun kaartje vergeten.

1. enkele
2. enkelen

... zijn thuisgebleven vanwege het slechte weer.

1. sommige
2. sommigen

Ik woon nu op huisnummer ...

1. negentien
2. 19

Het is vandaag ... graden Celcius.

1. negentien
2. 19

In de kerk hangt een nieuw ...

1. glasinloodraam
2. glas-in-loodraam
3. glasin-loodraam
4. glas-in-lood-raam

Voor de wintersportvakantie kocht ik een nieuwe ...

1. skijas
2. ski-jas

Type de volgende zin met de juiste leestekens:
Doordat ik Corona heb kan ik niet naar de les komen

Siem heeft zin in de vakantie. Siem gaat dan samen met Siems ouders een weekje weg. Siems vader heeft Siem verteld dat Siem en de ouders van Siem naar Kreta gaan.

Siem heeft zin in de vakantie. Hij gaat dan samen met zijn ouders een weekje weg. Zijn vader heeft hem verteld dat ze naar Kreta gaan.

Lesdoel

Aan het einde van deze les kun je uitleggen hoe je verwijswoorden in een tekst kunt gebruiken.

Aan het einde van deze les kun je de regels van werkwoordspelling correct toepassen.  

Maak de startopdracht

Je krijgt hier 5 minuten voor. 

onder stap 1 op het werkblad.

Verwijswoorden 

Enkelvoud mannelijk: 

hij, hem, zijn, deze, die

enkelvoud vrouwelijk:

zij, ze, haar, deze, die

enkelvoud, onzijdig:

het, zijn, dit, dat

Meervoud:

Ze, hen, hun, deze, die

De wolf staat in het bos, hij wil weglopen.

De secretaresse komt weer te laat, ze wordt nu aangesproken.

Het tafeltje staat in de weg. Het moet verplaatst worden. 

Jan en Arnout lopen door de stad, ze zijn op zoek naar winkels.

Geslacht van een woord

onzijdig: 

het-woorden, namen van landen, provincies, steden en clubs en verkleinwoorden.

vrouwelijk: 

vrouwelijke personen en dieren (secretaresse). De-woorden met als uitgang:

-heid, -nis, -ing, -schap, -st, -te, -de, -ie, -ij, -iek, -theek, -teit, -tuur. 

Mannelijk

Vrouwelijk

Onzijdig

Waarheid

meisje

tennisster

Maurice

De stier

Verwijzen met hun/hen

Hun:

meewerkend voorwerp.

Hen:

Lijdend voorwerp en na een voorzetsel.

Lucas' ouders wonen dichtbij en hij bezoekt hen vaak. Hij bezorgt hun dan ook alle post. 

Verwijzen met wat

- Naar dat/datgene

Datgene wat ik wil doen

- naar onbepaalde voornaamwoorden

Er is niets wat mij stoort.

- naar een overtreffende trap

Het liefste wat ik doe.

- Naar een hele lange zin

Er stond een lange file voor de brug, wat behoorlijk tegenviel.

Wat ga je doen?

Je maakt opdracht 2, 3 en 4 van het werkboekje.

Klaar?

overleg dan de antwoorden met je buurman/buurvrouw. Had je dezelfde antwoorden?

Lesdoel

Aan het einde van deze les kun je uitleggen hoe je verwijswoorden in een tekst kunt gebruiken.

Aan het einde van deze les kun je de regels van werkwoordspelling correct toepassen.