Werkwoordspelling

WERKWOORDSPELLING
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WERKWOORDSPELLING

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg het werkwoord VERTELLEN
ik/jij/hij/wij/jullie/zij in TT en in VT

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg het werkwoord STARTEN
ik/jij/hij/wij/jullie/zij in TT en in VT

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem de 7 werkwoordsvormen

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

PERSOONSVORM

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HOE VIND JE EEN PERSOONSVORM (pv)?
De persoonsvorm is het werkwoord dat je kunt vervoegen.
Het kan in de tegenwoordige tijd staan (pvtt).
Het kan  in de verleden tijd staan (pvvt).

  1.  Je kunt het dus van tijd veranderen  (van tt naar vt of van vt naar tt)
  2. Je kunt het van enkelvoud naar meervoud veranderen en omgekeerd
  3. De pv staat vooraan wanneer je de zin vragend maakt.

Slide 7 - Tekstslide

Rachid wil een verhaal gaan vertellen.
Rachid wilde een verhaal gaan vertellen.

De kinderen lopen naar school.
Kees loopt naar school.

Hoornbeeck College bestaat 25 jaar.
Bestaat Hoornbeeck College 25 jaar?
Verander de volgende zinnen van tijd en stel vast wat de pv is:
1. Waarom gaat Nesrin niet mee?
2. Die muur wordt geverfd.
3. Wij zullen u zo snel mogelijk bellen.
4. Wanneer zal dat dan worden afgewerkt?
5. U verwachtte gisteren een telefoontje.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1:
is het ww een persoonsvorm of een voltooid deelwoord?

Indien persoonsvorm: is het tegenwoordige tijd (tt) of verleden tijd (vt)?

Stap 2:
indien geen van beide, is het dan:

  • een infinitief (= hele werkwoord; het ww wordt niet vervoegd maar blijft hetzelfde)
  • een onvoltooid deelwoord (= tegenwoordig deelwoord; hele ww + -d, bijvoorbeeld huilend, schreeuwend, lopend...)
  • gebiedende wijs (instructie of commando, bijv. 'loop naar de maan')
  • bijvoeglijk naamwoord (zegt iets van een zelfstandig naamwoord)







Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PV (tt)
Op de plaats van hij/zij/het kan ook een persoon, een dier of een ding staan.


1. Die fiets rijdt lekker.
2. Manuela leest de krant.
3. Dat broodje ziet er goed uit.
4. Dat gebouw wordt te koop aangeboden.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LASTIGE PV
vind - vindt        word - wordt     laad - laadt    Hoor jij het verschil?

Ik vin_ dat een goed plan.
Ik 'maak' dat een goed plan.
Hij vin_ dat een mooi stad.
Hij 'maakt' dat een mooie stad.

Gebruik de werkwoorden 'maken' of 'lopen' in de zin als je twijfelt over wel of niet een 't' in de tegenwoordige tijd.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'JIJ' OF 'JE' ACHTER DE PV (tt)
Als 'je achter de pv 'jij' betekent, schrijven we alleen de ik-vorm.
         1. Werk jij ook in het weekend?
         2. Doe jij dit voor hem?

Lastig werkwoorden:
         Vin_ jij dit een goed voorstel?
         Maak/Loop jij dit een goed voorstel?
         Maakt/loopt jij dit een goed voorstel? (= fout)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hebben we geleerd?
  1. Vormen van werkwoorden (7x)
  2. Vervoegingen
  3. PV                                                EV    ik =  ik-vorm
                                                                       andere vorm (je/jij/men/hij/zij) = ik-vorm + t
                                                             MV   hele ww
   4. je/jij achter pv. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PV VERLEDEN TIJD

Door bij zwakke/klankvaste ww de(n) of te(n) achter de ik-vorm te zetten. 





ik werkte        ik-vorm + te
wij werkten   ik -vorm + ten
Kun je op 2 manieren vormen:

Door klankverandering bij sterke/klankveranderende ww.





bieden      ik bood
                     wij boden

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PV VT ZWAKKE/KLANKVASTE WW

Gebruik 't-ex-kofschip

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PV VT ZWAKKE/KLANKVASTE WW
Je schrijft te(n) achter de ik-vorm als de laatste letter van de stam op een medeklinker uit het 't ex-kofschip eindigt.



Eindigt de stam op een andere letter, dan schrijf je de(n) achter de ik-vorm.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VOLTOOID DEELWOORD
Kenmerken:
  1. het geeft aan dat iets voltooid is
  2. het kan niet van tijd veranderen
  3. meestal staat er een hulpwerkwoord als 'hebben', 'zijn' of 'worden' bij
  4. veel voltooide deelwoorden beginnen met 'ge'

- Jeffrey heeft gebeld     heeft - pv        gebeld     - v dw
- Roland is geslaagd        is         - pv       geslaagd - v dw

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je niet of de vt met te(n) of de(n) gevormd wordt?
Kijk naar de laatste letter van de stam in 't ex-kofschip dan een 't'.

Anders eindigt het vdw op een 'd'.

Als je in de verleden tijd bij een ww een 't' moet toepassen dan doe je dat ook bij het voltooid deelwoord. Bijv. 'maakte' en 'gemaakt'.
Als je in de verleden tijd bij een ww een 'd' moet toepassen dan doe je dat ook bij het voltooid deelwoord. Bijv. 'noemde' en 'genoemd'.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. Sanne behandelt die zaak zorgvuldig.
b. Ik weet dat Sanne die zaak zorgvuldig behandelt.
c. Sanne heeft die zaak zorgvuldig behandeld.

Benoem 'behandelen' in deze 3 zinnen.
A
a pv, b vdw, c pv
B
a pv, b pv, c vdw
C
a vdw, b pv, c pv
D
a pv, b vdw, c vdw

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a. Ik weet dat er daar iets gebeurt.
b. Er gebeurt daar iets.
c. Er is daar iets gebeurd.

Benoem 'gebeuren' in deze 3 zinnen.
A
a pv, b vdw, c pv
B
a pv, b pv, c vdw
C
a vdw, b pv, c pv
D
a vdw, b vdw, c pv

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

INFINITIEF/HELE WW
Geen pv of vdw en eindigt het ww op en of n?
Dan heb je waarschijnlijk met een infinitief te maken.

1a. Wij moeten hem even helpen.
1b. Wij moesten hem even helpen.

Helpen kan niet van tijd veranderen, dus geen pv. 
Ook geen vdw, dus in dit geval infinitief/hele werkwoord

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GEBIEDENDE WIJS
Er is sprake van een opdracht of een bevel. Sprake van opdracht of bevel.

- Geef dat eens door.
- Lach niet te hard.

Je gebruikt geen onderwerp. Je kunt in gedachten 'jij' toevoegen.
In principe schrijf je alleen de ik-vorm.



Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets van een zelfstandig naamwoord.
1.  Zij krijgt een mooi cadeau.
2. Zij is blij met dat mooie cadeau.

Verbogen bijvoeglijk naamwoord, dan komt er een e achter. Bij werkwoordsvormen gaat dat precies hetzelfde.
3. De verlichte kamer is mooi.                                                   (verlicht + e)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SCHRIJF HET BVNW ZO KORT MOGELIJK.
a. Die auto is groot.
b. Die grote auto.
a. Die foto is vergroot.
b. Die vergrote foto.

Soms moet je ten behoeve van de uitspraak de medeklinker verdubbelen:
a. Die kleur is wit.                   b. Die witte kleur.
a. Die appels zijn verrot.     b. Die verrotte appels.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1:
is het ww een persoonsvorm of een voltooid deelwoord?

Indien persoonsvorm: is het tegenwoordige tijd (tt) of verleden tijd (vt)?

Stap 2:
indien geen van beide, is het dan:

  • een infinitief (= hele werkwoord; het ww wordt niet vervoegd maar blijft hetzelfde)
  • een onvoltooid deelwoord (= tegenwoordig deelwoord; hele ww + -d, bijvoorbeeld huilend, schreeuwend, lopend...)
  • gebiedende wijs (instructie of commando, bijv. 'loop naar de maan')
  • bijvoeglijk naamwoord (zegt iets van een zelfstandig naamwoord)







Samenvatting

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gemaakte oefening bespreken

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies