§ 4.2 Wat levert het op?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Startopdracht les

1. Zet je tas op de grond.

2. Pak je  boek + pen en rekenmachine. 

3. De rest van tafel.

4. Wacht rustig tot dat we starten.

Wat gaan we doen?

1.  Welkom woordje

2. Terugblik - vragenronde 4.1 

4. Uitleg start hoofdstuk 4 paragraaf 4.2  - ondernemer, productiefactoren en investeren.

5. Aan de slag met opdrachten paragraaf 2 - 19 tm 25

5. Afsluiting

Lesdoelen

1. Ik weet wat ik de volgende lessen kan verwachten.

2. Ik kan de begrippen ondernemer, investeren en productiefactoren in eigen woorden uitleggen.

3. Ik weet wat het huiswerk is.

4. Ik weet wat ik moet doen als ik vragen heb.

5. Ik weet in welke klasgroep ik zit en heb dit tijdens de les ervaren.

§ 4.2 Wat levert het op?

doelen

Je weet wat een ondernemer is.

Je kent de drie productiefactoren.

Je weet wat concurrenten zijn.

Je kunt winst berekenen.

Je weet wat verlies is.

Kader Je kunt uitleggen wat investeren is.

Je hebt paragraaf 4.2 goed begrepen.

Lesdoelen

In deze les leer je:

• Hoe je ondernemer wordt
  
• Welke productiefactoren er zijn
  
• Waarom investeren nodig is
  
• Wat concurrenten zijn
  
• Hoe je winst of verlies berekent

Inloggen in Lessonup

        Lesson up                                                 Google Classroom

PAK JE LAPTOP ERBIJ :)

Wat weet je nog van:
§ 4.1 Hoe maak je dat?

Wat betekend produceren?

Wat doet het laatste bedrijf in de bedrijfskolom?

Wat is toegevoegde waarde?

Noem 3 voorbeelden van productiekosten

Wat is de formule van de kostprijs per product berekenen?

Noem de 3 productiesectoren

Uitleg (theorie)

§ 4.2 Wat levert het op?

Ondernemer

Een ondernemer is iemand die met een eigen bedrijf zijn inkomen verdient.

Sommige ondernemers werken in hun eentje. Andere hebben personeel in dienst.

Productiefactoren

• Kapitaal
  

• Arbeid
  

• Natuur
  

• Ondernemerschap
  

Kapitaal:

alle kapitaalgoederen waarin je geld investeert en die je langere tijd bij de productie gebruikt, zoals machines, gebouwen en voertuigen.

Arbeid:

de lichamelijke en geestelijke inspanningen die de mensen bij de productie leveren

Natuur:

Alles wat de natuur levert. Bijvoorbeeld de grond zelf, grondstoffen, aardolie en aardgas

Ondernemerschap:

de activiteiten van de ondernemer, die het productieproces organiseert en leidt.

Vergoeding voor de productiefactoren

Kapitaal

Arbeid

Natuur

Ondernemerschap

huur, rente

loon

pacht

winst

Investeren

Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen heet investeren.

Een ondernemer investeert om meer, beter of goedkoper te kunnen produceren.

Maken paragraaf 2

Wat ga je doen	Maken paragraaf 2 blz 143/144 /145 opdr 19 t/m 25
Hoe ga je dit maken?	Alleen werken. 10 min stilte WERKEN Daarna mag je praten maar fluisterend Vragen? steek je vinger op!
Ben je klaar?	Werk laten controleren. antwoorden vooraan in het lokaal
LET OP!	Het stoplicht.

Afsluiting

Eindopdracht les

1. Wacht met opruimen tot dat de docent het zegt.

2.Schuif bij het verlaten van het lokaal je stoel aan. 

3. Pak je telefoon pas als je het lokaal verlaat.

4. Verlaat het lokaal rustig.

Startopdracht les

1. Zet je tas op de grond.

2. Pak je  boek + pen en rekenmachine. 

3. De rest van tafel.

4. Wacht rustig tot dat we starten.

Wat gaan we doen?

1.  Welkom woordje

2. Terugblik - vragenronde 4.2 (nakijken 19 t/m 25)

4. Uitleg start hoofdstuk 4 paragraaf 4.2  - winst en verlies berekenen, concurrentie.

5. Aan de slag met opdrachten paragraaf 2 - afmaken

5. Afsluiting

Lesdoelen

1. Ik weet wat ik de volgende lessen kan verwachten.

2. Ik kan de begrippen winst en verlies en concurrentie uitleggen + berekenen.

3. Ik weet wat het huiswerk is.

4. Ik weet wat ik moet doen als ik vragen heb.

5. Ik weet in welke klasgroep ik zit en heb dit tijdens de les ervaren.

Inloggen in Lessonup

        Lesson up                                                 Google Classroom

§ 4.2 Wat levert het op?

doelen

Je weet wat een ondernemer is.

Je kent de drie productiefactoren.

Je weet wat concurrenten zijn.

Je kunt winst berekenen.

Je weet wat verlies is.

Kader Je kunt uitleggen wat investeren is.

Je hebt paragraaf 4.2 goed begrepen.

Lesdoelen

In deze les leer je:

• Wat concurrenten zijn
  
• Hoe je winst of verlies berekent

Concurrenten

Er zijn meer bedrijven die dezelfde soort producten maken of dezelfde diensten leveren. Die bedrijven zijn elkaars concurrenten.

Winst of verlies?

Als ondernemer ontvang je geld door goederen of diensten te verkopen. Dat is je opbrengst. Dat geld gebruik je om alle kosten te betalen. Wat overblijft is de winst.

Soms zijn de kosten meer dan de opbrengsten. Dan heb je verlies.

Als een bedrijf lange tijd verlies lijdt en de schulden niet meer kan betalen, gaat het failliet.

Rekenen

§ 4.2 Wat levert het op?

Winst berekenen

Winst = opbrengsten – kosten

Voorbeeld

Sem heeft voor € 275 aan frisdrank verkocht. De kosten waren in totaal € 165. Zijn winst is:

€ 275 – € 165 = € 110

Als Gijs aan het eind van de avond de kassa van zijn restaurant opmaakt, blijkt de opbrengst € 4.300 te zijn. De kosten bedroegen diezelfde avond € 2.440.

Wat hebben we geleerd?

Ik weet welke productiefactoren er zijn

Ja

Nee

Ik wil hier meer over weten

Ik weet waarom investeren nodig is

Ja

Nee

Ik wil hier meer over weten

Ik weet wat concurrenten zijn

Ja

Nee

Ik wil hier meer over weten

Ik weet hoe je winst of verlies berekent

Ja

Nee

Ik wil hier meer over weten

Maken paragraaf 1

Wat ga je doen	Maken paragraaf 2 blz opdr 26 t/m 34
Hoe ga je dit maken?	Alleen werken. 10 min stilte WERKEN Daarna mag je praten maar fluisterend Vragen? steek je vinger op!
Ben je klaar?	Werk laten controleren. antwoorden vooraan in het lokaal
LET OP!	Het stoplicht.

Afsluiting

Eindopdracht les

1. Wacht met opruimen tot dat de docent het zegt.

2.Schuif bij het verlaten van het lokaal je stoel aan. 

3. Pak je telefoon pas als je het lokaal verlaat.

4. Verlaat het lokaal rustig.

Aan de slag!

1. Opgaven in het portaal maken

Extra uitleg