Hoofdstuk 1 t/m 6

Hoofdstuk 1 t/m 6
Lesbrief Werk en Werkloosheid
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1 t/m 6
Lesbrief Werk en Werkloosheid

Slide 1 - Tekstslide

Welke van de volgende personen behoort tot de werkloze beroepsbevolking?
A
Francien blijft thuis om voor de kinderen te zorgen.
B
Opa Joop is met pensioen.
C
Margriet is momenteel aan het solliciteren, zo hoopt snel aangenomen te worden.
D
Johnny vindt zichzelf niet geschikt om te werken en ligt liever de hele dag op de bank.

Slide 2 - Quizvraag

Aantal inwoners van 15 tot 75 jaar = 10.600.000
Aantal werknemers van 15 tot 75 jaar = 5.900.000
Aantal werklozen van 15 tot 75 jaar = 390.000
Aantal zelfstandigen van 15 tot 75 jaar = 610.000
Aantal vacatures = 54.000

Bereken de bruto participatiegraad.

A
56%
B
59%
C
61%
D
65%

Slide 3 - Quizvraag

Aantal inwoners van 15 tot 75 jaar = 10.600.000
Aantal werknemers van 15 tot 75 jaar = 5.900.000
Aantal werklozen van 15 tot 75 jaar = 390.000
Aantal zelfstandigen van 15 tot 75 jaar = 610.000
Aantal vacatures = 54.000

Bereken de bruto participatiegraad.

A
56%
B
59%
C
61%
D
65%

Slide 4 - Quizvraag

Een land heeft een bevolking van 18 miljoen mensen. Veertig procent daarvan is jonger dan 15 jaar of AOW-gerechtigd. De bruto-participatiegraad is 70%. Er zijn 400.000 werklozen.

Hoe groot is de netto participatiegraad?
A
64%
B
66%
C
68%
D
74%

Slide 5 - Quizvraag

Juist of onjuist?

Arbeidsongeschikten rekenen we niet tot de beroepsbevolking.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Juist of onjuist?

Een hogere arbeidsproductiviteit maakt het mogelijk een hogere i/a-ratio op te vangen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Gegevens over een land in 2021.

Inflatie + 10%
Arbeidsproductiviteit +3%

Als de cao-lonen niet veranderen, dan…
A
blijft de koopkracht gelijk.
B
daalt de koopkracht met 10%.
C
daalt de koopkracht met 7%.
D
stijgt de koopkracht met 3%.

Slide 8 - Quizvraag

Welke uitspraak is onjuist?
A
Als niet de volledige loonruimte benut wordt, dan spreken we van loonmatiging.
B
Als de lonen procentueel meer stijgen dan de inflatie, dan spreken we van een reële loonstijging.
C
Als de cao-lonen meer stijgen dan de inflatie, dan spreken we van incidentele loonstijging.
D
Wanneer vakbonden te hoge lonen bedingen, kan dit ten koste gaan van de werkgelegenheid.

Slide 9 - Quizvraag

In 2020 stijgen de loonkosten per werknemer met 2% en stijgt de arbeidsproductiviteit met 5%.

Wat is er gebeurd met de loonkosten per product?
A
Deze zijn gedaald met 2,86%.
B
Deze zijn gedaald met 0,4%.
C
Deze zijn gestegen met 7,1%.
D
Deze zijn gestegen met 2,50%.

Slide 10 - Quizvraag

Als de totale productie daalt met 5% en de arbeidsproductiviteit stijgt met 10%, dan ...
A
stijgt de werkgelegenheid met 5%.
B
stijgt de werkgelegenheid met 4,7%.
C
daalt de werkgelegenheid met 13,64%.
D
daalt de werkgelegenheid met 15%.

Slide 11 - Quizvraag

Als ten gevolge van investeringen in technologie werkloosheid ontstaat, noemen we deze....
A
seizoenswerkloosheid.
B
frictiewerkloosheid.
C
conjuncturele werkloosheid.
D
structurele werkloosheid.

Slide 12 - Quizvraag

Bij welke gebeurtenis zal de werkgelegenheid stijgen?
A
Een nieuwe uitvinding waardoor er ineens veel meer geproduceerd kan worden.
B
Een stijging van de productie, terwijl de arbeidsproductiviteit achterblijft.
C
Een stijging van de productie, doordat de arbeidsproductiviteit is toegenomen.
D
Een verplaatsing van de productie naar lageloonlanden.

Slide 13 - Quizvraag

Welke uitspraak is onjuist?
A
Expats zijn buitenlanders die meestal hogere functies bekleden.
B
Oost-Europeanen hebben recht op een uitkering als ze enkele jaren in Nederland gewerkt hebben.
C
Een verhoging van het minimumloon is een middel tegen de armoedeval.
D
Statushouders komen meestal naar Nederland om laagopgeleid werk te doen in bijvoorbeeld de logistiek of landbouw.

Slide 14 - Quizvraag

Als mannen 15% meer verdienen dan vrouwen en mannen gemiddeld € 36.000 per jaar verdienen, dan verdienen vrouwen gemiddeld ...
A
€ 31.304
B
€ 30.060
C
€ 32.418
D
€ 34.783

Slide 15 - Quizvraag

Er is sprake van discriminatie op de arbeidsmarkt als ...
A
laagopgeleide mensen minder mogelijkheden hebben op een baan dan hoogopgeleide mensen.
B
een Nederlander wordt aangenomen, terwijl er ook iemand met een migratieachtergrond gesolliciteerd heeft.
C
vrouwen vaker kiezen voor een baan in de zorg dan mannen.
D
Iemand niet wordt aangenomen vanwege afkomst of geslacht.

Slide 16 - Quizvraag