Herhaling TV I en II

OEFENTOETS TIJDVAK 1 en 2
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

OEFENTOETS TIJDVAK 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

OEFENTOETS TIJDVAK 1 en 2
Vandaag: 

1.  Oefenen Tijdvak 1 en 2

2. Vragen beantwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

OEFENTOETS TIJDVAK 1 en 2

Slide 3 - Tekstslide


Tijdvak 1 heet .. 
A
Tijd van jagers en boeren
B
Tijd van jagers en verzamelaars

Slide 4 - Quizvraag


De jaartallen die hier bij horen zijn ..
A
tot 5000 v. Chr.
B
tot 4000 v. Chr.
C
tot 3000 v. Chr.
D
tot 500 v. Chr.

Slide 5 - Quizvraag


Er bestonden geen sociale verschillen in de Prehistorie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag


Op de afbeelding zien we een goed voorbeeld van ..
A
Irrigatielandbouw
B
Landbouwstedelijke samenleving
C
Polytheïsme
D
Trechterbekercultuur

Slide 7 - Quizvraag


Welk Kenmerkend Aspect hoort niet bij Tijdvak van Jagers en Boeren? 
A
De levenswijze van jagers en verzamelaars
B
Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
C
Het ontstaan van taal en staatsvorming
D
Het ontstaan van land en landbouwsamenlevingen

Slide 8 - Quizvraag


In Griekenland had men tientallen stadstaten. Het juiste woord hiervoor is ..
A
Landbouwstedelijke samenleving
B
Poleis
C
Akropolis
D
Democratie

Slide 9 - Quizvraag


De Griekse cultuur raakte waar buiten Griekenland verspreid? (2 goed)
A
Middellandse Zee
B
West-Europa
C
Afrika
D
Midden-Oosten

Slide 10 - Quizvraag


Welke past er niet tussen?
A
Monarchie
B
Democratie
C
Tirannie
D
Burgerschap

Slide 11 - Quizvraag


Hippokrates kwam erachter dat ziektes zich minder verspreiden wanneer water kookt.
Waar is dit een goed voorbeeld van?
A
Wetenschappelijk denken
B
Mythisch denken

Slide 12 - Quizvraag


Welke past niet in het rijtje filosofen? 
A
Leonidas
B
Aristoteles
C
Plato
D
Sokrates

Slide 13 - Quizvraag


Het overnemen van de Romeinse gebruiken en cultuur heet ..
A
Imperium
B
Romanisering

Slide 14 - Quizvraag


Het Romeinse Rijk had vooral een monarchie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag


In de senaat waren alleen vertegenwoordigd de .. 
A
Rijke families
B
Republikeinen
C
Keizers
D
Arme burgers

Slide 16 - Quizvraag


De afbeelding is een goed voorbeeld van ..
A
Monotheïsme
B
Polytheïsme

Slide 17 - Quizvraag


Joden leefden vaak in diaspora. Wat is dit? 
A
Gecentraliseerd in Palestina
B
In het Midden-Oosten
C
Wachtend op Messias
D
Verspreid over vele landen

Slide 18 - Quizvraag


Door wie werd het christendom als eerste geaccepteerd in het Romeinse Rijk?
A
Nero
B
Caesar
C
Constantijn
D
Augustus

Slide 19 - Quizvraag


De 'Pax Romana' was de periode waarin ..
A
Er een periode was van vrede in het Romeinse Rijk
B
De moord op dictator Caesar
C
De senaat begon te bestaan uit patriciers en plebejers
D
De naam voor het Romeinse Rijk op haar hoogtepunt

Slide 20 - Quizvraag


Twee Romeinse verbeteringen aan de bestaande Griekse bouwkunst zijn..
A
Boogcontructie en beton
B
Boogconstructie en tuinversieringen
C
Beton en tuinversieringen
D
Geen. Ze hebben echt alles overgenomen

Slide 21 - Quizvraag


Welk Kenmerkend Aspect hoort niet bij Tijdvak van Grieken en Romeinen?
A
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
B
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur in Noordwest-Europa
C
De ontwikkeling van het jodendom en christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten
D
Het ontstaan van het hellenisme en de verspreiding van de Griekse cultuur in het Midden-Oosten

Slide 22 - Quizvraag

welk woord past niet bij deze kaart?
A
overschotten
B
landbouw
C
geldeconomie
D
dorpen

Slide 23 - Quizvraag

welk verschijnsel was geen gevolg van het ontstaan van de eerste steden?
A
schrift
B
sociale verschillen
C
landbouwoverschot
D
specialisatie

Slide 24 - Quizvraag

bij welke samenleving uit tijdvak 1 past deze afbeelding?
A
jagers-verzamelaars
B
landbouwsamenleving
C
landbouw-stedelijke samenleving
D
stedelijke samenleving

Slide 25 - Quizvraag

De Griekse geschiedschrijver Plutarchus beschreef het leven van Alexander de Grote in een boek. Deze opdracht gaat over de betrouwbaarheid van deze bron.

Hieronder staan vier feiten over Plutarchus en zijn biografie van Alexander.

Welk feit is een goed argument voor de betrouwbaarheid van Plutarchus?
A
De film 'Alexander' (2004) van de Amerikaanse regisseur Oliver Stone is grotendeels gebaseerd op Plutarchus' biografie.
B
Plutarchus laat in zijn biografie regelmatig merken dat hij Alexander de Grote bewondert om zijn moed en zijn leiderschap.
C
Plutarchus schreef zijn 'Leven van Alexander' circa 100 n.C., meer dan 400 jaar na de dood van Alexander de Grote in 323 v.C.
D
Plutarchus vermeldt duidelijk in zijn biografie welke bronnen hij voor de levensbeschrijving van Alexander heeft geraadpleegd.

Slide 26 - Quizvraag

Welke bewering over de Atheense democratie is juist?
A
De Atheense democratie stond onder controle van de Raad van Vijfhonderd en was dus geen echte democratie.
B
De democratie in Athene was een directe democratie, omdat het volk eerst volksvertegenwoordigers koos, die vervolgens opkwamen voor de belangen van het volk.
C
De democratie in Athene was een directe democratie, wat betekende dat je persoonlijk aanwezig moest zijn bij de volksvergadering om te kunnen meebeslissen.
D
De Atheense democratie was een directe democratie, omdat het hele volk, niemand uitgezonderd, mocht meebeslissen.

Slide 27 - Quizvraag

Wat is romanisering?
A
Het overnemen van de Romeinse cultuur door overwonnen volken.
B
Een tijd van rust en vrede voor het Romeinse rijk
C
Het vereren van de Romeinse keizer
D
Het veroveren van Romeins gebied

Slide 28 - Quizvraag