Gedragsonderzoek 2

Gedragsonderzoek 2
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Gedragsonderzoek 2

Slide 1 - Tekstslide

wat is gedrag?
Alles wat een mens of dier doet 

Gedrag bestaat uit handelingen met een gemeenschappelijk doel

Slide 2 - Tekstslide

Waarden en normen

  • Waarden zijn wat we belangrijk vinden.
  • Normen zijn de regels voor ons gedrag die daarbij horen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Video

Gedragsonderzoek

Slide 6 - Tekstslide

Gedrag onderzoeken
  1. Gedrag begrijpen = gedrag bestuderen > ethologie
  2. Ethogram maken
  3. Protocol maken
  4. Conclusie trekken

Slide 7 - Tekstslide

Gedrag in kaart brengen
  • Ethogram - kwalificeren = wat doet het dier
  • Protocol - kwantificeren = hoe vaak doet het dier iets

Slide 8 - Tekstslide

Onderzoeksvraag
Een goed onderzoek begint met een onderzoeksvraag
  • Open vraag
  • Te beantwoorden met het onderzoek dat je uitvoert

Slide 9 - Tekstslide

Onderzoeksvraag
Een goede onderzoeksvraag is te beantwoorden met het onderzoek dat je uitvoert, dus meetbaar

Dus met een ethogram en een protocol!

Slide 10 - Tekstslide

Stap 4
Maak een ethogram.
- Kies uit de bovenstaande lijst 5 gedragselementen die het dier veel vertoont en schrijf ze in de linker kolom van Tabel 1: Ethogram. Dit zijn over het algemeen de gedragselementen waarmee je de onderzoeksvraag het beste kunt beantwoorden. De categorie ‘Overig’ zijn alle gedragselementen die het dier vertoont, maar die je niet in het ethogram hebt gezet.


Slide 11 - Tekstslide

- Bedenk je een afkorting zodat je de observaties makkelijk kan noteren in het protocol. Noteer deze afkorting in de rechter kolom van Tabel 1: Ethogram. Zorg dat de handelingen niet overlappen (bijvoorbeeld ‘eten’ en ‘kauwen’).

Slide 12 - Tekstslide

Stap 5
 Maak een protocol. Bekijk het filmpje en observeer welke gedragselementen het dier in vijf minuten uitvoert. Houd de tijd bij, houd het dier in de gaten en bekijk welke gedragselement hij vertoont. Elke vijf seconden noteer je de afkorting van de gedragselementen die je ziet in het schema op de volgende bladzijde. Er mogen meerdere gedragselementen in één vakje genoteerd worden. 

Slide 13 - Tekstslide

Stap 6
Tel hoe vaak je één bepaald gedragselement genoteerd hebt. Doe dit voor alle zes gedragselementen die je hebt opgeschreven bij het ethogram.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Link

Slide 17 - Tekstslide