enkelvoudige en samengestelde zinnen

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Doelen: - je kunt enkelvoudige en samengestelde zinnen herkennen.
- je weet wat voegwoorden zijn en kunt deze herkennen.
je weet wat het verschil is tussen een hoofd- en een bijzin.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Doelen: - je kunt enkelvoudige en samengestelde zinnen herkennen.
- je weet wat voegwoorden zijn en kunt deze herkennen.
je weet wat het verschil is tussen een hoofd- en een bijzin.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Enkelvoudig of samengesteld?
één pv in de zin? > enkelvoudig
  meerdere pv's in de zin? > samengesteld  

De pv vind je door de zin in een andere tijd te zetten.

Het aantal persoonsvormen geeft het aantal deelzinnen aan.

Slide 3 - Tekstslide

Marieke zit op de bank terwijl Maarten opruimt.
A
samengestelde zin
B
enkelvoudige zin

Slide 4 - Quizvraag

De boze jongen kan zich nu niet meer inhouden.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 5 - Quizvraag

Hij wacht niet langer af en pakt zijn spullen in.
A
samengestelde zin
B
enkelvoudige zin

Slide 6 - Quizvraag

Zijn liefhebbende vriendin blijkt er een andere man op na te houden.
A
Samengestelde zin
B
Enkelvoudige zin

Slide 7 - Quizvraag

Netflix is de enige afleiding voor het luie meisje dat op de bank zit.
A
samengestelde zin
B
enkelvoudige zin

Slide 8 - Quizvraag

Voegwoorden
Voegwoorden plakken deelzinnen aan elkaar.



Slide 9 - Tekstslide

Noem voegwoorden

Slide 10 - Open vraag

Anne en Maartje rennen naar de tram, maar ze komen te laat.
A
rennen
B
naar
C
maar
D
te

Slide 11 - Quizvraag

Hoewel Kris geen zin heeft, gaat hij toch naar school.
A
Hoewel
B
heeft
C
gaat
D
maar

Slide 12 - Quizvraag

Hoofdzin of bijzin
Een hoofdzin is zonder bijzin of andere hoofdzin ook een goede zin. De woorden staan op de goede plek.


Een bijzin is zonder hoofdzin geen goede zin. De woorden staan niet op de goede plek.

Slide 13 - Tekstslide

hoofdzin                     bijzin
                                                  

pv en od staan naast elkaar.           Pv en od kunnen naast elkaar       Er kan geen ander woord            staan, maar dat hoeft niet. Je  tussen.                                        kunt er een ander woord
                                 tussen zeten.


De pv staat voor in de hoofdzin.       De pv staat vaak achteraan in de bijzin

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
Mijn beste vriendin (niet) heeft een telefoon, omdat ze (niet) nieuwsgierig is  naar die apparaten.


Slide 15 - Tekstslide

Voegwoorden bepalen hoofdzin of bijzin
Sommige voegwoorden zorgen voor een hoofdzin
‘maar’, ‘en’, ‘want’, ‘of’ en ‘dus’. 
Dit zijn nevenschikkende voegwoorden

Andere voegwoorden zorgen voor een bijzin; 
‘omdat’, ‘als’, ‘zodat’, ‘toen’, ‘wanneer’ en ‘dat’. 
Dit zijn onderschikkende voegwoorden.

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld
Ik ga dit romantische boek lezen, want mijn vriendin heeft het mij gegeven         .


Ik ga dit romantische boek lezen, omdat mijn vriendin het mij heeft gegeven       .

Slide 17 - Tekstslide