Comparatives superlatives HV1


Degrees of comparison

Trappen van vergelijking
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Degrees of comparison

Trappen van vergelijking

Slide 1 - Tekstslide

Hoe kun je zeggen dat Max Verstappen de beste is?

Slide 2 - Open vraag

Hoe zeg je dat Lewis
Hamilton
de vreselijkste coureur is?
A
Lewis is the terriblest driver.
B
Lewis is the most terriblest driver.
C
Lewis is the most terrible driver.

Slide 3 - Quizvraag

Hoe zeg je dat Messi de
slechtste voetballer is (bad).

Slide 4 - Open vraag

-er / -est
Bij woorden van één lettergreep gaan de trappen als volgt:

big - bigger than - the biggest
tall - taller than - the tallest
white - whiter than - the whitest

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn trappen van vergelijking?
De trappen van vergelijking gebruik je om 2 of meer dingen met elkaar te vergelijken.

v.b.
Mijn hondis dikker dan jouw hond.
Dit is het beste boek dat ik ook heb gelezen.

Slide 6 - Tekstslide

more / most
Bij woorden van twee of meer lettergrepen gaan de trappen als volgt:

beautiful / more beautiful than / the  most beautiful
interesting / more interesting than / the most interesting
stunning / more stunning than / the most stunning

Slide 7 - Tekstslide

Extra 1
Woorden van twéé lettergrepen op -y krijgen ook -er / -est

Happy / Happier than / The happiest

Pretty / Prettier than / The prettiest

Slide 8 - Tekstslide

Extra 2
Uit je hoofd leren
Good / better than / the best
Bad / worse than / the worst

Slide 9 - Tekstslide

Exercise 1
Complete the rows

Type all words, - and _
Example: sweet - sweeter than - the sweetest (met spaties)


Slide 10 - Tekstslide

big - ____ - the biggest

Slide 11 - Open vraag

rude - ruder than - ____

Slide 12 - Open vraag

silly - ____ - _____

Slide 13 - Open vraag

amazing - ___ - ___

Slide 14 - Open vraag

My friend is ____ my brother. (fat)

Slide 15 - Open vraag

She is ____ at English than her classmates. (good)

Slide 16 - Open vraag

English is _____ French. (interesting)

Slide 17 - Open vraag

He is ____ her sister. (scary)

Slide 18 - Open vraag

This is ____ film I've seen. (terrifying)

Slide 19 - Open vraag

Wat heb je geleerd? Vul aan: ik kan/ik weet hoe..

Slide 20 - Open vraag