Overal NaSk hst 3.5 Moleculen

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

3.5 Moleculen

Lesdoelen

Je kunt aan het einde van de les:

• Het verschil tussen macro en micro benoemen;
• de eigenschappen van moleculen noemen;
  
• het verschil tussen een zuivere stof en mengsel met moleculen uitleggen;
• faseovergangen met moleculen beschrijven.

Macro en micro

• Macro is wat we met het blote oog kunnen zien. 
  
• Micro is wat we niet met het blote oog kunnen zien. 

Moleculen

• Moleculen zijn de kleinste deeltjes van een stof
• Die bestaan op hun beurt uit atomen
• Een watermolecuul - H O (2 atomen waterstof en 1 atoom zuurstof)

2

Moleculen

• Moleculen zijn altijd in beweging, behalve bij het absolute nulpunt 0 K
• Als moleculen dicht tegen elkaar aan zitten, dan trekken ze elkaar aan

Zuivere stoffen en mengsels

Een zuivere stof bestaat uit 1 soort molecuul.

Een mengsel bestaat uit meerdere soorten moleculen

Een mengsel bestaat uit.....

1. 1 soort molecuul
2. 2 soorten moleculen
3. 2 of meerdere soorten moleculen

ALLE watermoleculen zijn hetzelfde

1. ja
2. nee

Welke begrippen horen bij fasen en faseoverangen?

Fasen

Faseovergangen

Gas 

Vloeibaar

Vast

Sublimeren

Rijpen

Stollen

Het molecuulmodel

Met dit model maken we zichtbaar hoe moleculen zich gedragen bij verschillende fasen.

Het molecuulmodel

Met dit model maken we zichtbaar hoe moleculen zich gedragen bij verschillende fasen.

https:

Vaste stoffen

• De moleculen van een vaste stof bewegen wel maar blijven op dezelfde plaats
• Kunnen moeilijk samengedrukt of vervormd worden
• Onderlinge aantrekkingskracht tussen moleculen is groot

Vloeistoffen

• De moleculen hebben een hoge snelheid, maar trekken elkaar nog wel aan
• Soms ontsnapt er een deeltje door de hoge snelheid
• Ze kunnen op een andere plek in de stof terecht 

Gassen

• Moleculen bewegen zo snel dat ze niet meer aan elkaar vast blijven zitten, er is dus geen aantrekkingskracht meer
• Ze verspreiden zich overal in de ruimte
• Ze mengen zich met andere (gas

De molecuulvoorstelling 

De molecuulvoorstelling 

In een vaste stof zitten de moleculen:

1. op hun eigen plek en bewegen niet
2. niet op een eigen plek omdat ze bewegen
3. op hun eigen plek maar bewegen
4. vast

In een vloeistof hebben de moleculen:

1. geen vaste plek
2. elk hun eigen plek
3. het gezellig en nooit dorst

In een vloeistof trekken moleculen elkaar harder aan dan in een vaste stof

1. ja
2. nee

In een gas hebben de moleculen:

1. het warm
2. nog steeds een aantrekkingskracht tot elkaar
3. Niets meer met elkaar te maken en bewegen ze vrij rond
4. een veel kleiner volume

Faseovergang

Bij een faseovergang veranderen de moleculen niet. 

Alleen de aantrekkingskrachten tussen de moleculen veranderen.

De aantrekkingskracht tussen moleculen verandert als een stof smelt

1. ja
2. nee

De moleculen van een stof veranderen als de stof smelt

1. ja
2. nee

Lesdoelen

Je kunt aan het einde van de les:

• de eigenschappen van moleculen noemen;
  
• het verschil tussen een zuivere stof en mengsel met moleculen uitleggen;
• faseovergangen met moleculen beschrijven.