Herhaling H4

Herhaling - H4.3, 4.7 en 4.8
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling - H4.3, 4.7 en 4.8

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
  • heb je 4.3 lezen, 4.7 grammatica en 4.8 spelling herhaald.

Slide 2 - Tekstslide

Een tekst bestaat uit 3 delen...

Slide 3 - Woordweb

De eerste alinea is de...

Slide 4 - Open vraag

De laatste alinea is het ...

Slide 5 - Open vraag

Verwijswoorden

Slide 6 - Woordweb

Herhaling: meervoud van zn
Het meervoud van een zelfstandig naamwoord kan eindigen op -s. 
- de stapel – de stapels 
- het horloge – de horloges 

Je schrijft -'s als je het meervoud verkeerd kunt uitspreken. Dat gebeurt bij woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u en -y. 
- de foto – de foto's 
- de kiwi – de kiwi's 
- de hobby – de hobby's

Slide 7 - Tekstslide

6. broer
5. rek
4. kans
3. farao
2. banaan
1. baby
Meervoud zn
7. taxi
8. hoepel
9. vakantie
10. solo

Slide 8 - Tekstslide

Haas

Slide 9 - Woordweb

Juist of onjuist?
Meervoud van kop is ~kopen~
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Meervoud van kans is ~kansen~
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Meervoud van:
foto
A
fotos
B
fotoos
C
foto's
D
fotoo's

Slide 12 - Quizvraag

Zet de zelfstandig naamwoorden in het meervoud:
Heeft Mandy de kiwi op de tafel gezet?

Slide 13 - Open vraag

Herhaling: zwakke werkwoorden (wel)
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:
Je kijkt naar de stam;
Zit de laatste letter in x 't kofschip? +te(n)


enkelvoud
stam + -te
ik/jij/hij/zij
lustte, fietste
meervoud
stam + -ten
wij/jullie/zij
lustten, fietsten

Slide 14 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden (niet)
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:




enkelvoud
stam + -de
ik/jij/hij/zij
speelde, herhaalde
meervoud
stam + -den
wij/jullie/zij
speelden, herhaalden

Slide 15 - Tekstslide

5. Mijn ouders wekden mij
4. Lopen is een zwak werkwoord
3. verften 
2. Wij belooften veel aan haar.
6. Als de laatste letter in x 't kofschip staat, komt er -de(n) achter.
1. Zwakke werkwoorden veranderen van klank in de vt
Zwakke werkwoorden v.t.
7. Starten zij gisteren vroeg?
8. voerdden
9. Ik herhaalden dat.
10. Vreeste 
11. vt van brand is +e
dus 'hij brande'

Slide 16 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes:
We (bakken) een taart.
A
bakde
B
bakden
C
bakten
D
bakte

Slide 17 - Quizvraag

vrezen

Slide 18 - Woordweb

Vervoeg het ww tussen haakjes:
De leerling (melden) zich.

Slide 19 - Open vraag

Grammatica

Slide 20 - Tekstslide

Lidwoorden

Slide 21 - Woordweb

Zelfstandig naamwoorden

Slide 22 - Woordweb

Werkwoorden

Slide 23 - Woordweb

6. Hond, kat en vis zijn geen zn
5. Mensen zijn werkwoorden
4. 'verbieden' is een zn
3. 'gezond' is een werkwoord.
2. De - het - dat zijn lidwoorden.
1. 'dierenarts' is een ww.

Slide 24 - Tekstslide

Komen =
A
lw
B
zn
C
ww

Slide 25 - Quizvraag

Hond =
A
lw
B
zn
C
ww

Slide 26 - Quizvraag

Blijdschap =
A
lw
B
zn
C
ww

Slide 27 - Quizvraag

Een =
A
lw
B
zn
C
ww

Slide 28 - Quizvraag