De mannelijke en vrouwelijke voortplantingscel

Hoe heet de voortplantingscel bij vrouwen?
1 / 34
volgende
Slide 1: Open vraag
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoe heet de voortplantingscel bij vrouwen?

Slide 1 - Open vraag

Hoe heet de voortplantingscel bij mannen?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat gebeurt er in de zaadbuisjes vanaf de puberteit?
A
De productie van testosteron.
B
Het rijpen van zaadcellen.
C
De vorming van miljoenen zaadcellen per dag.
D
De opslag van zaadcellen voor drie weken.

Slide 6 - Quizvraag

Welke cellen produceren het mannelijk hormoon testosteron?
A
De cellen binnen de zaadbuisjes.
B
De cellen tussen de zaadbuisjes.
C
De cellen in de bijbal.
D
De cellen in de eierstokken.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de functie van de bijbal?
A
Het vormen van zaadcellen.
B
Het produceren van testosteron.
C
Het rijpen en beweeglijk maken van zaadcellen.
D
Het verwijderen van oude zaadcellen.

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een zaadcel?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

het blaasje
het middenstuk
de zweepstaart
de kop
de kern

Slide 12 - Sleepvraag

Wat is de functie van de zweepstaart?

Slide 13 - Open vraag

In welk onderdeel zit het blaasje met afbraakstoffen?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Wat gebeurt er met de eicellen na de geboorte?
A
Er worden voortdurend nieuwe eicellen bijgemaakt.
B
De aanwezige eicellen blijven onrijp tot de puberteit.
C
Ze verdwijnen volledig voor de puberteit.
D
Ze rijpen allemaal tegelijk na de geboorte.

Slide 16 - Quizvraag

Waar bevinden de eicellen zich?
A
In de baarmoeder.
B
In de eileiders.
C
In de bijballen.
D
In de follikels van de eierstokken.

Slide 17 - Quizvraag

Welk hormoon produceren de rijpende follikels?
A
progesteron
B
testosteron
C
oestrogeen
D
oxytocine

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Welk begrip past bij de onderstaande omschrijving?
Het moment waarop de rijpe follikel barst en de eicel vrijkomt uit de eierstok.

Slide 20 - Open vraag

Wat gebeurt er met een opengebarsten follikel na de eisprong?
A
Het groeit verder en rijpt opnieuw.
B
Het verschrompelt tot een geel lichaam.
C
Het verdwijnt volledig uit het lichaam.
D
het verandert in een eicel.

Slide 21 - Quizvraag

Welk hormoon wordt geproduceerd door het gele lichaam?
A
oestrogeen
B
testosteron
C
adrenaline
D
progesteron

Slide 22 - Quizvraag

Wat gebeurt er uiteindelijk met het gele lichaam?
A
Het sterft af.
B
Het rijpt verder en produceert meer eicellen.
C
Het blijft actief tijdens de gehele menstruatiecyclus.
D
Het verandert in een follikel.

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Wat is een eicel?

Slide 25 - Open vraag

Wat gebeurt er met de eicel na de eisprong?
A
Ze blijft in de eierstok.
B
Ze wordt onmiddellijk door het lichaam opgeruimd.
C
Ze komt via de eileidertrechter in de eileider.
D
Ze rijpt verder in de baarmoeder.

Slide 26 - Quizvraag

Wat gebeurt er als de eicel wordt bevrucht?
A
Ze sterft binnen één dag af.
B
Ze ontwikkelt zich tot een baby.
C
Ze wordt opgeslagen in de eileider.
D
Ze blijft onbeweeglijk in de baarmoeder.

Slide 27 - Quizvraag

Wat gebeurt er met een onbevruchte eicel?
A
Ze wordt door het lichaam opgeruimd.
B
Ze blijft in de eileider.
C
Ze verandert in een follikel.
D
Ze rijpt verder in de eileider.

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

de celkern
de beschermlaag of zona pellucida
de laag met voedingsstoffen of corona radiata

Slide 31 - Sleepvraag

Welke structuur voorziet de eicel van energie?

Slide 32 - Open vraag

Wat gebeurt er met de zona pellucida nadat een zaadcel deze heeft doorboord?
A
Ze wordt dunner om andere zaadcellen toe te laten.
B
Ze blijft ongewijzigd en toegankelijk voor meer zaadcellen.
C
Ze wordt ondoordringbaar om meerdere zaadcellen buiten te houden.
D
Ze verdwijnt volledig na de bevruchting.

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de functie van de corona radiata na de eisprong?
A
Ze hecht zich aan de zona pellucida en voorziet de eicel van voedingsstoffen.
B
Ze helpt de zaadcel de eicel binnen te dringen.
C
Ze beschermt de eicel tegen zaadcellen.
D
Ze stimuleert de eisprong.

Slide 34 - Quizvraag