1. De pijl in een blokschema geeft de ___________ aan.
2. In de ___________ staat wat er met het product gebeurt.
3. De ___________ schrijf je op als een werkwoord.
4. Je leest een blokschema van ___________ naar ___________ .
5. Aan de richting van de ___________ zie je of een stof wordt toegevoegd of afgevoerd.