Quiz hoofdstuk 1 TL3

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Quiz hoofdstuk 1!

Hoe welvarend ben jij?

Een ander woord voor keuzes maken noemen we?

1. Schaarste
2. Prioriteiten stellen
3. Budgetteren
4. Investeren

Primaire behoeften zijn:

1. De noodzakelijke behoeften.
2. De luxe behoeften.

Eten en drinken zijn voorbeelden van..

1. Basisbehoeften
2. Overige behoeften
3. Niet-noodzakelijke behoeften
4. Secundaire behoeften

Secundaire behoeften zijn:

1. Playstation
2. Brood
3. Trui
4. Elektriciteit

Sleep de foto's naar het juiste begrip.

Primaire levensbehoefte

Secundaire levensbehoefte 

In de economie betekent schaars..

1. Dat iets zeldzaam is (zoals diamanten)
2. Dat iets heel kostbaar/duur is (zoals goud)
3. Dat is iets op kan gaan (zoals olie)
4. Dat je iets moet inleveren (tijd/geld) om het te krijgen

Wat bepaalt je welvaart?

1. Als je heel veel geld hebt
2. Als je heel veel vrije tijd hebt
3. In welke mate je in je behoefte kunt voorzien
4. Als je in een groot huis woont

Welke P van de marketingmix hoort bij reclame?

1. Personeel
2. Plaats
3. Product
4. Promotie

H&M opent een nieuwe vestiging. Over welk marketinginstrument gaat het hier?

1. Product
2. Personeel
3. Promotie
4. Plaats

Wat is geen commerciële reclame?

1. Merkreclame
2. Informatieve reclame
3. Ideële reclame
4. Sluikreclame

Wat betekent koopkracht?

1. Hoeveel je kunt kopen met je geld.
2. Hoe duur boodschappen zijn.
3. De hoogte van je inkomen.
4. Hoeveel je uitgeeft per maand.

Via Instagram vindt ook beïnvloeding plaats. Wanneer een vriend via Insta laat weten wat hij heeft gekocht dan is dat een voorbeeld van:

1. Sociale beïnvloeding
2. Commerciële beïnvloeding

Reclame met als doel dat mensen gaan nadenken over problemen in de maatschappij of hun gedrag gaan veranderen, noemen we..

1. Commerciële reclame
2. Ideële reclame

                                     Marketingmix

Prijsbeleid

Plaatsbeleid

Productbeleid

Promotiebeleid

presentatiebeleid

personeelsbeleid

De winkelier verkoopt ook sportrugzakken

De sportwinkel in het centrum 

Een poster in een kledingwinkel 

De Action heeft zich op de markt geplaatst als goedkope winkel

De winkel ziet er netjes uit. 

Alle producten staan overzichtelijk in de schappen

Alle werknemers van het bedrijf hebben dezelfde werkkleding aan. Dan zijn ze duidelijk herkenbaar voor de klanten

Wat zijn vaste lasten?

1. Overzicht van inkomsten en uitgaven.
2. Uitgaven die regelmatig terugkeren, bedrag is meestal even groot.
3. Uitgaven voor boodschappen.
4. Uitgaven die je niet zo vaak doet.

Wat zijn GEEN vaste lasten?

1. Wekelijkse brood kopen bij de bakker.
2. Telefoonabonnement
3. Lidmaatschap voetbal
4. Huur

Hoe hoog zijn
de vaste lasten?

1. €320 + €87
2. €87 + €25 + €50
3. €115 + €320
4. €320 + €87 + €25

Van week naar maand berekenen doen wij door:

1. Week vermenigvuldigen met 4 = Maand
2. Eerst naar jaar rekenen en vervolgens naar maand (week x 52 = jaar / 12 = maand
3. Te delen door 7 en vervolgens vermenigvuldigen met 365
4. Te vermenigvuldigen met 52 en vervolgens delen door 7

Als je per maand 100 euro wil reserveren moet je ..... euro per week opzij leggen.

1. €20,00
2. €25,00
3. €23,08
4. €22,50

Geld reserveren. Tom wil over 3 jaar een nieuwe laptop kopen. De Laptop kost Tom €500. Hoeveel geld moet Tom per maand reserveren?

1. €166,66
2. €41,67
3. €13,89
4. €3,21

Je wil over een half jaar een hoverboard van €120 kopen. Hoeveel moet je elke maand reserveren?

1. 120:12 = 12 euro
2. 120:3 = 40 euro
3. 120:6 = 24 euro
4. 120:6 = 20 euro

Als je loon met 2% stijgt en de prijzen van goederen stijgen met 2,2% dan..

1. Stijgt je koopkracht
2. Kan je meer kopen
3. Daalt je koopkracht
4. Houd je meer over

Bij een indexcijfer is het basisjaar altijd..

1. 100%
2. 1000
3. 100
4. 1000%

Wat is de formule van het indexcijfer?

1. ​basisjaar​​verslagjaar​​⋅100
2. ​verslagjaar​​basisjaar​​⋅100
3. ​verslagjaar​​basisjaar​​−100

Wat is het indexcijfer van 2016?

1. 103
2. 100
3. 101
4. 105

Een nieuwe telefoon kost normaal €649. Tijdens een actie kost de telefoon €449.
Bereken de prijsverandering in procenten.
Rond af op 1 decimaal achter de komma met %.

Huiswerk voor dinsdag!

Lezen hoofdstuk 1:

Begrippen & formules!

Meenemen: pen, rekenmachine & een boek.

Denk aan het inleveren van de praktische opdracht.