HV3 - extra oefenen met het pers. vnw als meewerkend vw

In deze LessonUp ga je extra oefenen met dit onderdeel zodat jij en ik beter kunnen ervoor zorgen dat je dit onder de knie krijgt!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

In deze LessonUp ga je extra oefenen met dit onderdeel zodat jij en ik beter kunnen ervoor zorgen dat je dit onder de knie krijgt!

Slide 1 - Tekstslide

Hoe herken je het meewerkend voorwerp in de Franse zin?
- het volgt het voorzetsel à (au, aux)
- het is een persoon: le voisin, mes parents, ta soeur, cette dame enz. 
                          Je donne un cadeau à ma voisine. 
Hier is "à ma voisine" het meewerkend voorwerp.

Slide 2 - Tekstslide

Als je het meewerkend voorwerp wilt vervangen, moet je dit door middel van een persoonlijk vnw doen:
mij, jou, hem, haar, ons, jullie, u, hen       in het NL.

Je geeft een kado aan mijn vader.
 -> Je geeft hem een kado.

Precies hetzelfde in het Frans.



me, te, lui, nous, vous, leur


Tu donnes un cadeau à mon père.
-> Tu lui donnes un cadeau.

Slide 3 - Tekstslide

Ok, je weet hoe je dit vervangt maar ... 
waar komt het te staan daarna?
1)Als er een heel ww is komt het meew.vnw vóór het hele ww.

2) Is er GEEN heel ww, dan komt het  persoonlijk vnw (dat een meew. vnw vervangt)  direct vóór de persoonsvorm.





Hij wil naar school lopen. Zij willen naar school lopen.

 

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?

De pers.vorm is de vorm van het werkwoord die verandert als het onderwerp verandert. Kijk onderstaande zinnen. De persoonsvorm staat onderstreept.
Hij loopt naar school. Zij lopen naar school. Zij heeft gelopen.
Hij wil naar school lopen. Zij willen naar school lopen. 
In de laatste zin, is het werkwoord "lopen"nu een heel werkwoord.

Slide 5 - Tekstslide

In de volgende dias, ga je oefenen stap voor stap. 

Slide 6 - Tekstslide

zoek het meewerkend voorwerp en vul het in (MET het voorzetsel erbij) in het vakje onderaan.
1) Tu peux montrer la vidéo à mon ami.

Slide 7 - Open vraag

Door welk persoonlijk vnw moet je het meewerkend vw van de vorige dia vervangen?
A
me
B
te
C
lui
D
leur

Slide 8 - Quizvraag

Nu de plaats: Waar ga jij het persoonlijk vnw zetten?
Tu peux montrer la vidéo.

Typ de zin opnieuw in met het pers. vnw "lui" op de juiste plek.

Slide 9 - Open vraag

Wij oefenen nog een keer:
zoek het meewerkend voorwerp en vul het in (MET het voorzetsel erbij) in het vakje onderaan.
2) Ils donnent 10 € à ma copine et moi.

Slide 10 - Open vraag

Door welk persoonlijk vnw moet je het meewerkend vw van de vorige dia vervangen?
A
me
B
nous
C
lui
D
vous

Slide 11 - Quizvraag

Ils donnent 10 € à ma copine et moi.

Vervang nu het meewerkend vw door het pers. vnw "nous" en typ de zin opnieuw in.

Slide 12 - Open vraag

welke vorm is correct als ik het mw vwp vervang in "je vais offrir un cadeau aux profs." ?
A
je leur vais offrir un cadeau.
B
je vais leur offrir un cadeau.
C
je vais offrir leur un cadeau.
D
je vais offrir à leur un cadeau.

Slide 13 - Quizvraag

welke vorm is correct als ik het mw vwp vervang in "Il a téléphoné à ses parents." ?
A
Il leur a téléphoné.
B
Il a leur téléphoné.
C
Il a téléphoné leur.
D
Il leur téléphoné à leur.

Slide 14 - Quizvraag

welke vorm is correct als ik het mw vwp vervang in "Nous allons donner 5€ à toi" ?
A
Nous t'allons donner 5€.
B
Nous allons te donner 5€.
C
Nous allons donner te 5€.
D
Nous allons donner 5€ à te.

Slide 15 - Quizvraag

Vervang het meewerkend voorwerp en typ de zin opnieuw in.
Il a répondu à Xavier.

Slide 16 - Open vraag

Een laatste keer:
Il parle à moi.

Slide 17 - Open vraag

Wees eerlijk. Heb jij het idee dat bron C helemaal duidelijk is?
A
Ja, heel duidelijk.
B
Nee, helemaal niet.
C
Ik heb nog twijfels.

Slide 18 - Quizvraag