lidwoorden

lidwoorden
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

lidwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen 
Aan het eind van de les:
heb je de Duitse lidwoorden geleerd: 
  • Je kent de bepaalde lidwoorden:
der (m), die (v), das (o) en die (mv)
  • Je kent de onbepaalde lidwoorden 
ein (m, o) en eine (v) en kein (m, o) en keine (v, mv).
  • Je kent de basisregels wanneer zelfstandige naamwoorden "der"-woorden, "die-woorden" en "das-woorden" zijn en je kan deze regels zelf toepassen.



Slide 2 - Tekstslide

Wat is een zelfstandig naamwoord? 
Noem eens een paar voorbeelden van zelfstandige naamwoorden 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een lidwoord?
- welke ken je in het Nederlands?
- welke zijn er in het Duits?

Slide 4 - Tekstslide

Duitse lidwoorden
de/het = der, die of das (bepaald)
een = ein of eine (onbepaald)
geen= kein of keine

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

bepaald en onbepaald lidwoord
mannelijk(m):       der Mann =         ein Mann
vrouwelijk(v):             die Frau =       eine Frau
onzijdig (o) :                  das Kind =     ein Kind
        meervoud (mv) :         die Kinder = keine Kinder

Slide 7 - Tekstslide

Hoe ver ben ik?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap het niet.

Slide 8 - Quizvraag

Het lidwoord ' der ' gebruik je bij zelfstandige naamwoorden die ............ zijn.
A
vrouwelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
mannelijk

Slide 9 - Quizvraag

Het lidwoord ' die ' gebruik je voor zelfstandige naamwoorden die ....... zijn.
A
mannelijk
B
onzijdig
C
vrouwelijk
D
vrouwelijk en meervoud

Slide 10 - Quizvraag

Het lidwoord ' das ' gebruik je voorzelfstandig naamwoorden die ..... zijn.
A
mannelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
vrouwelijk

Slide 11 - Quizvraag

Hoe ver ben ik?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap het niet.

Slide 12 - Quizvraag

.....Mutter?
A
die
B
das
C
der

Slide 13 - Quizvraag

(een) Mutter?
A
ein
B
eine
C
kein
D
keine

Slide 14 - Quizvraag

......Eltern (mv) ?
A
die
B
das
C
der

Slide 15 - Quizvraag

(geen) Eltern
A
kein
B
ein
C
keine
D
eine

Slide 16 - Quizvraag

....Land ?
A
die
B
das
C
der

Slide 17 - Quizvraag

.....Haar?
A
die
B
das
C
der

Slide 18 - Quizvraag

.....Kuh?
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quizvraag

(een) Kuh?
A
ein
B
eine
C
kein
D
keine

Slide 20 - Quizvraag

............ Schwester?
A
die
B
der
C
das

Slide 21 - Quizvraag

(geen) Schwester?
A
kein
B
eine
C
ein
D
keine

Slide 22 - Quizvraag

..............Kind?
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quizvraag

............. Vater?
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quizvraag

.......Mädchen ?
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quizvraag

(een) Mädchen ?
A
ein
B
eine
C
keine
D
kein

Slide 26 - Quizvraag

.............Brüder (=mv) ?
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quizvraag

Hoe ver ben ik?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap het niet.

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Video