H2L11 - Spelling 2.8 - Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd - 1VMB - dinsdag

Welkom 1VMB - dinsdag





: )


Planning van dit uur 

  • Uitleg Spelling 2.8 + zelfstandig werken 
  • Dictee

Planning volgende uur (lokaal 111)
  • Mevrouw Wittering geeft jullie les
  • 20 minuten stillezen (neem je leesboek mee)
  • 20 minuten werken aan je huiswerk (neem je boek van Nederlands mee)

    Aan het einde van deze les
    • weet je hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt;
    • heb je geoefend met de dicteewoorden. 
    1 / 21
    volgende
    Slide 1: Tekstslide
    NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

    In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

    Onderdelen in deze les

    Welkom 1VMB - dinsdag





    : )


    Planning van dit uur 

    • Uitleg Spelling 2.8 + zelfstandig werken 
    • Dictee

    Planning volgende uur (lokaal 111)
    • Mevrouw Wittering geeft jullie les
    • 20 minuten stillezen (neem je leesboek mee)
    • 20 minuten werken aan je huiswerk (neem je boek van Nederlands mee)

      Aan het einde van deze les
      • weet je hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt;
      • heb je geoefend met de dicteewoorden. 

      Slide 1 - Tekstslide

      Uitlegfilmpje

      Slide 2 - Tekstslide

      ik-vorm

      Slide 3 - Tekstslide

      Wat is de ik-vorm van leiden?

      Slide 4 - Open vraag

      Wat is de stam van leiden?

      Slide 5 - Open vraag

      Wat is de ik-vorm van antwoorden?

      Slide 6 - Open vraag

      Stam / ik-vorm
      Stam
      Ik-vorm
      werkwoord -en
      de vorm van het werkwoord die je achter 'ik' zegt
      verliezen - verliez
      verliezen - ik verlies

      Slide 7 - Tekstslide

      Wanneer gebruik je de 
      ik-vorm? 

      • Bij ik 
      Ik antwoord
      • Bij je of jij achter de persoonsvorm
      Antwoord jij? 
      • Bij de gebiedende wijs 
      Antwoord!
      Wanneer gebruik je de
      ik-vorm + t ?

      • Bij je of jij voor de persoonsvorm 
      Jij antwoordt
      • Bij hij, zij of het
      Hij antwoordt
      De telefoon antwoordt automatisch

      Slide 8 - Tekstslide

      Vul de goede vorm van het werkwoord in:

      Hij [bevinden] zich op glad ijs.

      Slide 9 - Open vraag

      ik-vorm
      bevinden 
      ik-vorm = bevind
      hij = ik-vorm + t

      hij bevindt

      Slide 10 - Tekstslide

      Vul de goede vorm van het werkwoord in:

      Ik [bevinden] me op glad ijs.

      Slide 11 - Open vraag

      ik-vorm
      bevinden 
      ik-vorm = bevind
      ik = ik-vorm 

      ik bevind

      Slide 12 - Tekstslide

      Vul de goede vorm van het werkwoord in:

      [Bevinden] jij je op glad ijs?

      Slide 13 - Open vraag

      ik-vorm
      bevinden 
      ik-vorm = bevind
      jij achter de pv = ik-vorm 

      Bevind jij je op glad ijs?

      Slide 14 - Tekstslide

      Spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd 
      d-werkwoorden

      Slide 15 - Tekstslide

      Spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd
      t-werkwoorden

      Slide 16 - Tekstslide

                         Individueel werken 
      Wat
      Lees de leertekst 'Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd' (bladzijde 164)
      Maak opdracht 1 en 3 t/m 6 van 2.8 Spelling (in je boek) 
      Hoe
      Eerst vijf minuten individueel, in stilte - daarna mag je fluisterend overleggen
      Hulp
      Eerst vijf minuten zonder hulp - daarna: steek je vinger op, dan kom ik langs
      Tijd
      Ongeveer 20 minuten
      Uitkomst
      Dit komt terug op de SO en op de repetitie
      Klaar
      Lees in je leesboek 
      timer
      20:00

      Slide 17 - Tekstslide

                         Dictee 
      Wat
      Schrijf de tien woorden in je schrift. 
      Geen schrift? Kom een blaadje halen. 

      Hoe
      Individueel
      Hulp
      Geen
      Tijd
      Ongeveer 5 minuten
      Uitkomst
      Deze dicteewoorden moet je kennen voor de SO en de repetitie
      Klaar
      Hierna gaan we verder met de les

      Slide 18 - Tekstslide

      Dicteewoorden
      1. Accepteren
      2. Abonnee
      3. Collectie
      4.  Concurrent
      5. Effectief
      6. Interessant
      7. Onmiddellijk
      8. Portemonnee
      9. Litteken
      10. Verrassing
      Aantal woorden goed = jouw cijfer

      Slide 19 - Tekstslide

      Stillezen
      Wat
      Lees in stilte in je leesboek
      Hoe
      Individueel 
      Hulp
      Geen
      Tijd
      20 minuten
      Uitkomst
      Over dit boek ga jij jouw boekverslag maken
      timer
      20:00

      Slide 20 - Tekstslide

      Samenvatting van de les
      Jij
      • weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt;
      • hebt geoefend met de dicteewoorden.  


      Huiswerk
      • Lees de leertekst 'Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd' (bladzijde 164)
      • Maak opdracht 1 en 3 t/m 6 van 2.8 Spelling (in je boek) 
      • Leer de dicteewoorden (bladzijde 169), er komt een overhoring in de volgende les. 

      Slide 21 - Tekstslide