weet je hoe je de tegenwoordige tijd van werkwoorden schrijft.
Welkom 1VMB
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1
In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
: )
Dinsdag
Planning van dit uur
Spelling
Planning van het volgende uur
Stillezen
Praten over boeken
Aan het einde van deze les
weet je hoe je de tegenwoordige tijd van werkwoorden schrijft.
Welkom 1VMB
Slide 1 - Tekstslide
Zou jij al een bijbaan willen om zelf geld te verdienen?
A
Ja
B
Nee
Slide 2 - Quizvraag
Jullie hebben geleerd hoe je een zakelijke e-mail schrijft. Kan je een e-mail aan de bedrijfsleider van de supermarkt schrijven om te vragen of je daar mag komen werken?
A
Ja
B
Nee
Slide 3 - Quizvraag
Het is belangrijk dat de bedrijfsleider ziet dat je weet hoe je woorden moet spellen. Dat kan je leren.
Vind jij spelling belangrijk?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quizvraag
Vind jij spelling leuk?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quizvraag
Hoe schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? Schrijf op welke regel je daarvoor op de basisschool hebt geleerd.
Slide 6 - Open vraag
Samenwerken
timer
1:00
Wat
Leg aan je klasgenoot uit hoe die regel van werkwoorden in de tegenwoordige tijd ook alweer werkt.
Hoe
Rustig overleggen
Hulp
Geen
Tijd
Eén minuut
Uitkomst
Met jouw uitleg begrijpt je klasgenoot het misschien beter!
Klaar
Wacht tot we verder gaan met de les
Slide 7 - Tekstslide
Werkwoorden:
hoe schrijf je die nou goed?
Vandaag: de tegenwoordige tijd!
Slide 8 - Tekstslide
ik-vorm
Slide 9 - Tekstslide
Wat is de ik-vorm van bakken?
Slide 10 - Open vraag
Wat is de stam van bakken?
Slide 11 - Open vraag
Wat is de ik-vorm van verliezen?
Slide 12 - Open vraag
Wat is de stam van verliezen?
Slide 13 - Open vraag
Stam / ik-vorm
Stam
Ik-vorm
werkwoord -en
de vorm van het werkwoord die je achter 'ik' zegt
verliezen - verliez
verliezen - ik verlies
Slide 14 - Tekstslide
Wanneer gebruik je de
ik-vorm?
Bij ik
Ik loop
Bij je of jij achter de persoonsvorm
Loop jij?
Bij de gebiedende wijs
Loop!
Wanneer gebruik je de
ik-vorm + t ?
Bij je of jij voor de persoonsvorm
Jij loopt
Bij hij, zij of het
Hij loopt
Het loopt
Uitzondering: onregelmatige werkwoorden
(zes stuks - geen ik-vorm + t bij hij/zij/het)
hij is
Slide 15 - Tekstslide
Vul de goede vorm van het werkwoord in:
Hij [bevinden] zich op glad ijs.
Slide 16 - Open vraag
ik-vorm
bevinden
ik-vorm = bevind
hij = ik-vorm + t
hij bevindt
Slide 17 - Tekstslide
Vul de goede vorm van het werkwoord in:
Hij [bevinden] zich op glad ijs.
Slide 18 - Open vraag
Individueel werken
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 9 t/m 15 van 1.8 Spelling (in je boek)
Hoe
Eerst vijf minuten individueel, in stilte - daarna rustig overleggen
Hulp
Eerst vijf minuten zonder hulp, daarna mag je je vinger opsteken en dan kom ik langs als je vragen hebt
Tijd
Tot het einde van de les
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de repetitie
Klaar
Maak opdracht 16 t/m 18 (in je boek)
Slide 19 - Tekstslide
Stillezen
Wat
Lees in stilte in je leesboek
Hoe
Individueel
Hulp
Geen
Tijd
20 minuten
Uitkomst
Over dit boek ga jij jouw kaft maken
Klaar
Werk aan je kaft
timer
20:00
Slide 20 - Tekstslide
Praten over boeken
Samenvatting
Belangrijke gebeurtenissen
Belangrijke veranderingen van de hoofdpersoon
Vertel ook hoe het einde van het verhaal is
Schrijf het in je eigen woorden (als je letterlijk tekst van internet overneemt: onvoldoende)
200-250 woorden
Slide 21 - Tekstslide
Samenvatting
Slide 22 - Tekstslide
Samenvatting van de les
Jij
weet hoe je de tegenwoordige tijd van werkwoorden schrijft;
hebt verder gelezen in je boek.
Vrijdag
Woorden
Huiswerk
Maak opdracht 9 t/m 18 van 1.8 Spelling (in je boek)