Herhaling praten over proza 4H

Literatuur - lectuur
  • Literatuur: alle soorten fictionele teksten (proza, poëzie, drama), gemaakt als kunstwerk vanuit een bepaald idee.
  • Lectuur: fictionele teksten met als voornaamste doel de lezer vermaken (triviaalliteratuur, genreliteratuur)


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Literatuur - lectuur
  • Literatuur: alle soorten fictionele teksten (proza, poëzie, drama), gemaakt als kunstwerk vanuit een bepaald idee.
  • Lectuur: fictionele teksten met als voornaamste doel de lezer vermaken (triviaalliteratuur, genreliteratuur)


Slide 1 - Tekstslide

Kenmerken literatuur 
origineel: vernieuwend ten opzicht van eerdere werken
onvoorspelbaar: onverwachte gebeurtenissen en reacties van personages
stijl: mooie of bijzondere taal
diepere laag: er is meer dan alleen de gebeurtenissen en personages, vaak iets abstracts

Slide 2 - Tekstslide

De gevleugelde - Arthur Japin
"Het zijn nooit de grote klappen waar een hart van breekt. Daar is het op berekend. Door alles waarvan een mens zelf denkt dat hij het niet aan zal kunnen slaat het zich wel heen. Het is de teleurstelling van alledag waaronder het bezwijkt."

Slide 3 - Tekstslide

Proza is ..
A
Een gedicht
B
Een verhaal
C
Een biografie
D
Een soort liedje

Slide 4 - Quizvraag

Een roman is een...
A
lang romantisch fictief verhaal
B
lang boekvullend fictief verhaal
C
altijd romantisch
D
altijd een dik boek

Slide 5 - Quizvraag

Een autobiografie is...
A
een beschrijving van andermans leven
B
de levensbeschrijving van een auteur
C
een beschrijving van iemands eigen leven
D
een beschrijving van een periode

Slide 6 - Quizvraag

Conflictmodel personage
Opbouw verhaal:
  1. evenwicht: alles is min of meer 'normaal;
  2. conflict: evenwicht wordt verstoord door gebeurtenis (motorisch moment)
  3. ontwikkeling: hoofdpersoon komt in actie en maakt ontwikkeling door
  4. oplossing/nieuw evenwicht: conflict wordt opgelost en er ontstaat een nieuw evenwicht (voorlopig)

Slide 7 - Tekstslide

De tegenspeler is ...
A
de bijfiguur die de hoofdpersoon tot zijn recht laat komen
B
de tegenstander van de hoofdpersoon
C
de geliefde van de hoofdpersoon
D
een bijfiguur

Slide 8 - Quizvraag

Bij een karikatuur worden bepaalde kenmerken van een personage of groep personages overdreven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Ik-perspectief
  • Een 'ik' beleeft het verhaal
  • Kan onbetrouwbaar zijn

Auctoriaal perspectief
  • Alwetende verteller
  • Weet alles (over personages en afloop)
  • Geeft commentaar
  • Richt zich tot de lezer
Personaal perspectief
  • Een 'hij/zij' beleeft het verhaal

Meervoudig perspectief
  • Wisselend perspectief vanuit meerdere personen
  • En/of wisseling tussen ik- personaal en auctoriaal perspectief

Slide 10 - Tekstslide

Welk perspectief?
De Aanslag
Ver, ver weg in de Tweede Wereldoorlog woonde een zekere Anton Steenwijk met zijn ouders en zijn broer aan de rand van Haarlem. Aan een kade, die over een lengte van honderd meter langs het water liep en dan met een flauwe bocht weer een gewone straat werd, stonden vier huizen niet ver van elkaar.

Slide 11 - Tekstslide

van welk perspectief is sprake?
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief (hij/zij)
C
auctoriaal perspectief

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Concrete motieven
Motieven die heel duidelijk aanwijsbaar zijn in het verhaal, bijvoorbeeld een kleur, een lied of een handeling. 

Slide 14 - Tekstslide

Abstracte motieven
Dit zijn motieven die jij misschien kent als gevoelens. In een boek kan je hiervoor bijvoorbeeld liefde, haat, verraad, wraak, eenzaamheid, schuld, oorlog, dood, boete of onmacht krijgen. Er zijn nog veel meer soorten abstracte motieven die worden gebruikt in een boek. 

Slide 15 - Tekstslide

Tijd
Historische tijd: de tijd waarin het zich afspeelt

Vertelde tijd: de duur van het verhaal (een paar dagen, weken, jaren)


Slide 16 - Tekstslide

Tijd
Vertelheden: het 'nu' in een verhaal

Vertelwijze achteraf (vertellend ik): als de ik-persoon achteraf, in het vertelheden, vertelt over vroeger

Belevend ik: als het vertelheden het moment is waarop een gebeurtenis plaatsvindt, de hoofdpersoon maakt het nú mee


Slide 17 - Tekstslide

Tijd - chronologie
Chronologische volgorde: als de gebeurtenissen worden weergegeven in de volgorde waarin ze gebeurd zijn. Terug- of vooruitwijzingen kunnen wel! Die onderbreken het verhaal niet. 

Flashback: beschrijving van eerdere gebeurtenis, het verhaal onderbrekend

Flashforward: beschrijving van latere gebeurtenis, het verhaal onderbrekend (vaak in een proloog)


Slide 18 - Tekstslide

Tijd
Fabel (geschiedenis): samenvatting van het verhaal waarin alles in chronologische volgorde is gezet

Sujet (plot): samenvatting van het verhaal die de tijdsvolgorde aanhoudt zoals ze in het verhaal staan




Slide 19 - Tekstslide