19/9: tijd, thema, motieven

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Pak alvast: leesboek en laptop
Laptops blijven nog dicht

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
Lezen
Uitleg: tijd, thema, motieven
Quiz

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les...
... kan je verschillende vormen van tijdmanipulaties herkennen en onderscheiden;
... weet je wat het thema van een verhaal is;
... weet je welke soorten motieven er in verhalen voorkomen.

Slide 4 - Tekstslide

Even opfrissen
  • Wat is literatuur?
  • Welke vijf soorten personages ken je nog?
  • Welke vier soorten perspectief ken je nog?
  • Welk perspectief wordt soms als 'niet betrouwbaar' gezien?

Slide 5 - Tekstslide

Tijd 
  • Historische tijd: tijdstip waarop het verhaal zich afspeelt
  • Vertelde tijd: tijdsduur van een verhaal 
  • Vertellend ik: vertelt achteraf
  • Belevend ik: vertelt tijdens de gebeurtenissen

Slide 6 - Tekstslide

Chronologie
  • Op volgorde van tijd
  • Schrijver springt heen en weer tussen vertelheden, verleden en toekomst
  • 'Tijdmanipulaties'

Slide 7 - Tekstslide

Niet / wel chronologisch
  • Flashback: beschrijving van een gebeurtenis die eerder heeft plaatsgevonden.
  • Flashforward: beschrijving van een gebeurtenis die nog moet plaatsvinden. Daardoor wordt vaak al iets verklapt over de afloop.
  • Terugwijzing: korte verwijzing (meestal maar één zin) naar iets wat eerder heeft plaatsgevonden. 
  • Vooruitwijzing: korte verwijzing (meestal maar één zin) naar een gebeurtenis die nog moet plaatsvinden.

Slide 8 - Tekstslide

Fabel en sujet
  • Fabel (geschiedenis): verhaal in chronologische volgorde
  • Sujet (plot): gebeurtenissen volgens de volgorde zoals ze in het verhaal voorkomen

Slide 9 - Tekstslide

Thema en motieven
  • Literatuur: aan het denken zetten over diepere betekenislaag
  • Thema: het onderliggende onderwerp waarover de schrijver jou aan het denken wil zetten
  • Motieven: herhaalde verhaalelementen die je op het spoor kunnen zetten van deze diepere betekenislaag

Slide 10 - Tekstslide

Motieven
  • Concreet: komen expliciet terug in het verhaal
  • Bijv.: een kleur, voorwerp, dier dat steeds terugkomt
  • Symbolen: getallen, voorwerpen, dieren, kleuren met een vaste betekenis (rood = passie en liefde, witte duif = vrede)
  • Abstract: komen niet letterlijk terug in het verhaal (bijv. dood, onmacht, schaamte)

Slide 11 - Tekstslide

Wat bedoelen we met de historische tijd van een verhaal?
A
De tijdsduur van het verhaal
B
Het tijdstip waarop het verhaal zich afspeelt
C
Hoelang het duurt om het verhaal te lezen

Slide 12 - Quizvraag

Welke twee vormen van 'tijdmanipulatie' onderbreken de chronologie van een verhaal?
A
Flashback en terugwijzing
B
Terugwijzing en vooruitwijzing
C
Vooruitwijzing en flashforward
D
Flashback en flashforward

Slide 13 - Quizvraag

Het personage in een verhaal verveelt zich nogal vaak. Is dat een concreet of abstract motief?
A
Concreet motief
B
Abstract motief

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen het onderwerp en het thema van een verhaal?

Slide 15 - Open vraag

De gebeurtenissen van een verhaal op chronologische volgorde noemen we:
A
Fabel
B
Sujet

Slide 16 - Quizvraag

Waarom is een 'belevend ik' betrouwbaarder dan een 'vertellend ik'?

Slide 17 - Open vraag

Vooruitblik
Vanmiddag: lezen, boekgesprekjes en werkwoordspel(ling)

Slide 18 - Tekstslide