GEZONDHEID A2

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Ik voel....... niet lekker.

1. mee
2. alles
3. me
4. alle

Is hij nog ziek?

1. Ja, hij is al ziek.
2. Ja, al beter.
3. Nee, nog ziek.
4. Nee, hij is al beter.

Wat is FOUT ?

1. schouders
2. voet
3. schouderen
4. voeten

Ze................. al drie dagen buikpijn.

1. hebben
2. heb
3. heeft
4. kan

De dokter zegt: Misschien heeft u..............

1. griep
2. groep
3. grap
4. greep

Ik ben ziek. Wat zeg je?

1. Gefeliciteerd
2. Beterschaap
3. ik ben beter.
4. Beterschap

Hij ........ altijd verkouden.

1. heeft
2. heb
3. is
4. bent

Als ik moe ben, lig ik op bed en...

1. kijk ik tv.
2. ik kijk tv.
3. ik tv kijk.
4. kijken ik tv.

Wat ........ uw klachten?

1. zijn
2. hebben
3. heeft
4. is

Ik heb.......... van mijn been.

1. knie
2. altijd
3. last
4. moe

Wanneer...... de klachten begonnen?

1. hebben
2. zijn
3. heeft
4. is

Hoe lang heeft u er last.........?

1. met
2. voor
3. in
4. van

Om 19.00 uur.................. een pizza.

1. ik eten
2. eten ik
3. eet ik
4. ik eet

Woensdag............. naar de tandarts.

1. moet ik
2. wij ga
3. ik moet
4. ga wij

.......... u ook misselijk?

1. Hebt
2. Ben
3. Heeft
4. Bent

Mijn tante spreekt drie...........

1. talen
2. taal
3. tallen
4. telen

Wat is FOUT ?

1. ogen
2. longen
3. vingers
4. teens

U krijgt een.............................

1. heesdrank
2. hoesdrank
3. hoesdrink
4. hoestdrank

Wat is de derde maand?

1. maart
2. mij
3. mart
4. mei

Ik ben................... Kun je iets voor mij doen?

1. grip
2. ziek
3. zin
4. griep

Wat is FOUT?

1. verkoud
2. een beetje ziek
3. verkouden
4. erg ziek

Mijn oma is.....

1. de grootmoeder van mijn vader.
2. mijn grootvader.
3. de moeder van mijn moeder.
4. de vader van mijn moeder.

Vandaag kan ik niet naar mijn werk. ............. mijn taken overnemen?

1. Kunt je
2. Kun je
3. Mog je
4. Mag je

U bent te zwaar. U moet................