Leg je leesboek, werkboek, laptop en pen op tafel.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1
In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Nederlands Talent
3.7 Grammatica: onderwerp en lijdend voorwerp
Ga rustig zitten.
Leg je leesboek, werkboek, laptop en pen op tafel.
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
-15 min. lezen in stilte
-Terugblik vorige les (middenstuk schrijven)
-Uitleg grammatica
-Kahoot
-Aan de slag met huiswerk (3.7 opdr. 1-7)
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
* Je weet hoe je het onderwerp vindt
* Je weet hoe je het lijdend voorwerp vindt
Slide 3 - Tekstslide
Lezen in stilte
Pak je leesboek en start met lezen.
timer
10:00
Slide 4 - Tekstslide
Maak een woordweb
Wat weet je nog van de persoonsvorm en het onderwerp? Schrijf beide begrippen op in het midden van het blad en noteer wat er in je opkomt. Werk in tweetallen. Doe dit op fluisterniveau.
timer
5:00
Slide 5 - Tekstslide
GRAMMATICA - herhaling
Persoonsvorm
De persoonsvorm is een belangrijk zinsdeel.
In elke zin staat een persoonsvorm.
De persoonsvorm is altijd een werkwoord (doe-woord) en bestaat meestal uit één woord.
Je kunt de persoonsvorm in een zin vinden door de zin van tijd te veranderen of er een vraagzin van te maken.
Slide 6 - Tekstslide
GRAMMATICA - herhaling
Zinsdelen
Een zin kun je in verschillende stukjes verdelen.
Deze stukjes noemen we zinsdelen.
De persoonsvorm en het onderwerp zijn zinsdelen.
Slide 7 - Tekstslide
GRAMMATICA - herhaling
Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
De persoonsvorm en het andere werkwoorden in een zin vormen samen het werkwoordelijk gezegde.
Volgende week gaan Yasmin en Elif shoppen.
Als er maar één werkwoord in een zin staat is dat de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde tegelijk!
Slide 8 - Tekstslide
GRAMMATICA - herhaling
Werkwoordelijk gezegde
Als er maar één werkwoord in een zin staat is dat de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde tegelijk!
De meiden zien leuke schoenen.
Slide 9 - Tekstslide
GRAMMATICA - herhaling
Zinsdeelstrepen
Om zinsdelen te kunnen vinden, zet je zinsdeelstrepen.
Een zinsdeel kan uit één woord bestaan, maar ook uit twee of meer.
Tussen het onderwerp, de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde kun je dus zinsdeelstrepen zetten!
Slide 10 - Tekstslide
Het onderwerp
Het onderwerp vind je door te vragen:
Wie/wat + WG
Voorbeeld
Hebben/ zij /de honden/ alleen in huis /gelaten?
PV, wg wg
Wie hebben gelaten? Antwoord: zij
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Wat is het onderwerp?
Marina legt het onderwerp uit.
A
Marina
B
legt
C
het onderwerp
D
uit
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Met een bal heeft Frank twee ramen gebroken.
A
Met een bal
B
Frank
C
Ramen
D
Gebroken
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Tarik maakt altijd zijn huiswerk.
A
Maakt
B
Altijd
C
Tarik
D
Huiswerk
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Wij zitten aan tafel
A
Wij
B
zitten
C
aan
D
tafel
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Op het drukke kruispunt is een man gevallen
A
Drukke
B
Kruispunt
C
man
D
gevallen
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Welke boek hebben jullie gelezen?
A
Jullie
B
welke
C
boek
D
gelezen
Slide 18 - Quizvraag
Lijdend voorwerp
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Voorbeelden
Hijmaakt zijn huiswerk.
Wat maakt hij?
antwoord: zijn huiswerk
zijn huiswerk is lijdend voorwerp
Slide 21 - Tekstslide
De jongensgooiden sneeuwballen.
Wat gooiden de jongens?
antwoord: sneeuwballen
sneeuwballen is lijdend voorwerp
Slide 22 - Tekstslide
Razend gooidede leraar een krijtje door de klas.
Wat ............ ...................?
Antwoord:.................
..................is lijdend voorwerp
Slide 23 - Tekstslide
Ze waarschuwden hem niet op tijd.
..................................?
antwoord:........
............ is lijdend voorwerp
Slide 24 - Tekstslide
Lijdend voorwerp
LET OP:
niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!