Vragers en Aanbieders H3

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Agenda

- H3

- Gezamenlijk oefenen

Leerdoelen les 1

• Je kent vier factoren die van invloed zijn op de vraag naar een product.

• Je kunt vanuit de vraagfunctie een vraaglijn tekenen. 

• Je kan het consumentensurplus arceren en berekenen

De vraag 

De belangrijkste vraagbepalende factoren zijn:

De prijs van het product zelf.

De prijs van andere producten.

Het inkomen van consumenten.

De voorkeur van consumenten.

Het aantal consumenten.

Waarom heeft de vraaglijn een dalend verloop?

Wat is het consumentensurplus?

1. verschil tussen betalingsbereidheid en de te betalen prijs
2. verschil tussen leveringsbereidheid en de te ontvangen prijs

Maak opdracht 3.1 t/m 3.6

Herhaling vorige les

- Negatief verband

- Betalingsbereidheid

- Consumentensurplus

Een voorbeeld van een juist negatief verband is..

1. Als de vraag stijgt, stijgt de prijs
2. Als de vraag stijgt, daalt de prijs
3. Als de prijs stijgt, daalt de vraag
4. Als de prijs stijgt, stijgt de vraag

Wat is het TOTALE consumentensurplus bij
p = € 0,30?

1. 0,10
2. 0,50
3. 1
4. 2

Bereken het consumentensurplus bij een prijs van € 40,-

Welke kleur heeft het consumentensurplus?

1. Groen
2. Blauw
3. Rood
4. Geel

Stel dat de regering besluit de benzineaccijns te verlagen. De pomphouders berekenen deze accijnsverlaging door in de benzineprijs.

Welke grafiek geeft de invloed op de gevraagd hoeveelheid juist weer?

1. Grafiek 1
2. Grafiek 2
3. Grafiek 3

Opdracht 3.7

2 minuten

Een evenwichtsprijs ontstaat wanneer ...

1. er meer aanbod is dan vraag.
2. de producent tevreden is met de verkoopprijs.
3. er meer vraag is dan aanbod.
4. vraag en aanbod gelijk zijn aan elkaar.

Qv = -0,5P + 80 (P = in euro's)
Qa = P - 40 (Qv en Qa = x 1.000)
Bereken de evenwichtsprijs.

1. € 40
2. € 80
3. € 120

Qv = -0,5P + 80 (P = in euro's)
Qa = P - 40 (Qv en Qa = x 1.000)
Bereken de evenwichtshoeveelheid

1. 20
2. 20.000
3. 40
4. 40.000

Welk vak is het producentensurplus?

Q = x 1.000

1. vak A
2. vak B
3. vak C
4. vak D

Bereken het producentensurplus.

Maak opdracht 

3.10 t/m 3.13, 3.15 en 3.16

economisch surplus = CS + PS

consumenten surplus

verschil betalingsbereidheid en prijs die betaalt wordt

producenten surplus

verschil leveringsbereidheid en prijs die ontvangen wordt

Hoe groot is het producenten surplus?

1. 64
2. 14
3. 16
4. 112

Hoeveel is het totale surplus?

1. 16
2. 128
3. 220
4. 968

Wat heb je vorige les allemaal geleerd?

Volkomen concurrentie, volledige mededinging

Maak opgave 3.17, 3.19 en 3.20 

Zelftest voor HO EN SE oefenen!!