Thema 3- H8- Les 3 en 4 Groepsgesprekken

Thema 3 - Groepsgesprekken - Hoofdstuk 8
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 - Groepsgesprekken - Hoofdstuk 8

Slide 1 - Tekstslide

Onderwerpen
8.1 Inleiding
8.2 Soorten groepsgesprekken
8.3 Verschillend deelnemersgedrag
8.4 Voorwaarden voor effectief overleg

Slide 2 - Tekstslide

8.2 Doelen groepsgesprek
  • Het uitwisselen van informatie, meningen of argumenten
  • Het nemen van beslissingen
  • Het oplossen van problemen
  • Het geven van adviezen


Wie heeft er ervaring met vergaderen en groepsgesprekken??


Slide 3 - Tekstslide

8.3 Deelnemersgedrag
Ieder mens vertoont een bepaald gedrag (mensen die veel praten, mensen die zwijgen, mensen die altijd grapjes maken etc.).

Het is belangrijk zicht te krijgen op de verschillende manieren van deelnemen:
- Positief deelnemersgedrag
- Negatief deelnemersgedrag

Ga bij jezelf eens na welk gedrag jij laat zien en wat herken je!

Slide 4 - Tekstslide

Positief Deelnemersgedrag
Welke rol herken je voor jezelf?

Slide 5 - Tekstslide

Organiseren 
= regelend optreden
 Je houdt de doelstelling en de voortgang in het oog.
 Je neemt initiatieven.
 Je deelt taken uit.
 Je stimuleert anderen.
 Je bent een goede hulp voor de voorzitter of discussieleider.
 Bedreiging voor een ‘zwakke leider’.

Slide 6 - Tekstslide

 Kritisch denken
= Het gesprek op een kritische manier volgen en observeren, het onderwerp blijft centraal staan

Waardevolle inbreng, doeltreffend en ter zake.
Je beoordeelt de opmerkingen van anderen kritisch.
Je zet de zaken goed op een rij.

Slide 7 - Tekstslide

Stimuleren 
= andere deelnemers ondersteunen door complimenten te geven en stimulerende opmerkingen te maken

Je betrekt iedereen bij het gesprek.
Je pakt meningsverschillen en emotionele conflicten op en leidt deze in goede banen.
Je weet enthousiasme bij de groep op te roepen.
Je zorgt voor een prettige en positieve sfeer.
Je zorgt voor saamhorigheid in de groep.


Slide 8 - Tekstslide

Opbouwen
Het onderwerp staat centraal, je zoekt naar meningen, opvattingen en voorstellen die een effectieve bijdrage kunnen leveren

Je brengt regelmatig nieuwe ideeën naar voren.
Je geeft regelmatig opbouwende feedback aan anderen.
Je blaast het gesprek een nieuw leven in als het op een dood punt is.





Slide 9 - Tekstslide

Helpen 
= anderen bij staan en te ondersteunen
Je helpt de opbouwer met het zoeken naar nieuwe voorstellen.
Je steunt de stimulator.
Je stelt vragen.
Je pakt meningen van de andere deelnemers op en werkt ze verder uit.
Je staat altijd klaar als er iets gedaan moet worden (koffie ronddelen, raam open zetten etc.).

Slide 10 - Tekstslide

Negatief Deelnemersgedrag
Welke gedragingen vind je vervelend in een groep?
Welk gedrag herken je van jezelf?

Slide 11 - Tekstslide

De betweter
Alles beter weten = je bent té overtuigd van je gelijk

Je onderbreekt anderen telkens om je eigen mening te laten horen.
Anderen worden door jouw overheersende gedrag passief 
Het gesprek wordt eenzijdig
Anderen gaan zich eraan storen 
Geen goede sfeer.

Slide 12 - Tekstslide

Zeuren
= vastzitten in je teleurstelling en ontevredenheid

Je uit je ongenoegen op een eentonige en vervelende manier.
Je gaat door met jammeren en weet niet van ophouden.
Je hebt altijd een laatste negatieve vraag waarmee je de voortgang stopt.


Slide 13 - Tekstslide

Zwijgen 
= vrijwel nooit iets zeggen

Je bent stil en afwachtend, je mengt je niet in het gesprek en dus geen inhoudelijke inbreng.
Anderen weten niet waar jij staat en wat ze aan jou hebben. 



Slide 14 - Tekstslide

Veel praten
 = je hoort jezelf graag praten, vaak heb je dit niet in de gaten

Je bent lang van stof.
Je valt in herhaling.
Je hebt vaak stokpaardjes.
Als jij aan het woord bent, dwalen bij anderen de gedachten af (tekenen).
Als je niet wordt afgeremd, ben je eindeloos aan het woord en werkt dit remmend op de voortgang.

Slide 15 - Tekstslide

Afwijken
 = overal tegen ingaan

Je hebt steeds een afwijkende mening.
Je zal nooit meegaan in nieuwe ideeën en voorstellen.
Je gedrag wekt irritatie op
motivatie en enthousiasme van anderen verdwijnen.


Slide 16 - Tekstslide

Ja-knikken
  = nooit eigen ideeën hebben
 
Je geeft anderen altijd gelijk.
Je stemt overal mee in.
Je waait met alle winden mee, eerst ja dan nee.
Mensen hechten geen waarde meer aan jouw oordeel.


Slide 17 - Tekstslide

Clownesk gedrag
   = voortdurend de lolbroek uithangen
 
Er is geen serieuze discussie mogelijk.
Je leidt de aandacht van anderen af door telkens met een  grapje te komen, daardoor verslapt de concentratie en  dwalen de deelnemers steeds meer af.


Slide 18 - Tekstslide

Manipuleren 
 = je probeert het gesprek een bepaalde richting op te sturen

Je motieven zijn vaak persoonlijk en hebben niets met het belang van de groep te maken.
Je hebt een verborgen agenda: een doel dat je voor anderen verzwijgt.
Je bedriegt de anderen door daar niet openlijk voor uit te komen.
 Je spant anderen voor je karretje, vooral nieuwelingen.


Slide 19 - Tekstslide

Oordeel niet te snel, plaats mensen niet meteen in een ‘hokje’. Soms kan negatief gedrag positief werken. Bekijk volgende aflvering. Welk gedrag herken je?
= vastzitten in je teleurstelling en ontevredenheid

Je uit je ongenoegen op een eentonige en vervelende manier.
Je gaat door met jammeren en weet niet van ophouden.
Je hebt altijd een laatste negatieve vraag waarmee je de voortgang stopt.


Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Slide 22 - Video

Oorzaken:


Diversiteit: de standpunten of de achtergrond van de deelnemers ligt ver uiteen: de onderlinge verschillen zijn moeilijk te overbruggen.
Massaliteit: er zijn zoveel deelnemers dat het heel veel tijd kost voordat iedereen zijn zegje heeft gedaan.
Gebrek aan structuur: de doelstelling en indeling van het overleg is vaag of is er niet.
Gebrek aan leiding: er is niemand die het overleg leidt of de leider doet dit niet goed.
Slecht luisteren/slechte samenwerking

Slide 23 - Tekstslide

Wat te doen om een overleg meer effectief te laten verlopen:
De groep splitsen in kleinere overleggroepen.
Het houden van een vooroverleg: met een kleine groep de doelstelling vaststellen en de procedure van het latere overleg.
Spreek mensen met negatief deelnemersgedrag aan.
Houd wel voor ogen dat iedereen zijn mening mag geven en maak het verschil tussen persoon en gedrag.
Zelf het goede voorbeeld geven.


Slide 24 - Tekstslide

Oefening groepsgesprekken
Jullie gaan samen overleggen over een teamuitje - klassenuitje. Ieder krijgt een rol.. Deze neem je 5 minuten aan. Daarna pak je je eigen rol op. 

Denk aan - Doel - Datum - Budget - Activiteit
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Thema 8 - Groepsgesprekken

Slide 26 - Tekstslide

Onderwerpen
8.5 Teamoverleg
8.6 Discussie
8.7 Vergaderen
8.8 Besluitvorming

Slide 27 - Tekstslide

Oefening overleg
JA -MAAR...."


Slide 28 - Tekstslide

8.5 Teamoverleg
Regelmatig overleg tussen het team en de direct leidinggevende, waarin punten aan de orde komen die het hele team aangaan.

De onderwerpen die besproken worden kunnen heel verschillend zijn. 

Voorbeelden?

Slide 29 - Tekstslide

Doelen teamoverleg
Het zoeken van oplossingen voor problemen
Problemen voorkomen
Stand van zaken doornemen
Het nemen van besluiten
De sfeer in een team goed houden

Met een teamoverleg wordt de communicatie bevordert. Iedereen krijgt de kans hun gedachten, ervaringen en gevoelens te delen. Dat verhoogt de betrokkenheid bij elkaar.



Slide 30 - Tekstslide

Praktijksituatie
Lees 8.5 - Teamoverleg

Wat is het verschil tussen een zakelijk en emotioneel conflict?

In groepen van 2: 
Lees de praktijksituatie en onderstreep aan de hand van de theorie wat je opvalt. 

Maak de vragen van de praktijksituatie in je licentie. 




Slide 31 - Tekstslide

8.6 Discussie
Gesprek met als doel kennis te nemen van elkaars standpunten en te komen tot meningsvorming over een thema. 

Over ieder onderwerp is een discussie te voeren, dat komt omdat mensen over van alles een mening hebben. 

Voorbeelden in de MZ? 
Wat gebeurt er als mensen dezelfde mening hebben?
Wat gebeurt er als mensen verschillende meningen hebben? 
 




Slide 32 - Tekstslide

Discussie
Lees 8.6

Het komt regelmatig voor dat Discussies vastlopen door impasse.
Wat betekent dit? Wat zijn de oorzaken?



Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Discussie
Houd de tijd in de gaten.
Bereid je voor door alle stukken te bestuderen.
Noteer wat je zelf wilt inbrengen.
Houd je bij het onderwerp.
Luister naar de ander en geef ze de ruimte.
Respecteer de mening van anderen.
Spreek niet te lang.
Houd je niet te star vast aan je eigen mening. Die hoeft niet de enige juiste te zijn!

Lees 8.6 en maak vraag 5 van de licentie (3.8)



Slide 35 - Tekstslide

8.7 Vergaderen
Een vergadering is een gestructureerd groepsgesprek waarbij deelnemers aan de hand van een agenda onderwerpen van gemeenschappelijk belang bespreken.

- doel van een vergadering
- voorbereiden van een vergadering
- agendapunten
- verloop van de vergadering
- notulen

Slide 36 - Tekstslide

Aandachtspunten vergaderen
10 tot 25 procent van de arbeidstijd in Nederland gaat op aan vergaderen. Hoe hoger de functie, des te meer vergaderingen. 

Uit onderzoek blijkt dat het binnen veel organisatie mogelijk is de vergadertijd met 30 tot 50 procent terug te brengen. 

Lees 8.7.5 (blz. 126) en 8.8 Besluitvorming. Maak opdracht 6 t/m 8

Slide 37 - Tekstslide

Zelf vergaderen
Oefening: Efficient overleg voeren

(Werkboek communicatie  - blz 123 - 127)
Oriënteren en voorbereiden 10 minuten (individueel)
Voorbereiden groep (6) 10 minuten.
Uitvoeren 15 minuten

Slide 38 - Tekstslide

Afsluiten
Test je kennis: 3.8 Groepsgesprekken. 

Slide 39 - Tekstslide