Blok 5 - Over taal

Blok 5 - Over taal

Lesdoel
Voorkennis ophalen
Instructie lesstof
Zelfstandig werken
Einde van de les
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Blok 5 - Over taal

Lesdoel
Voorkennis ophalen
Instructie lesstof
Zelfstandig werken
Einde van de les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je wat een synoniem is en kun je er zelf een bedenken.

Aan het einde van de les weet je wat een homoniem is en kun je deze herkennen.

Aan het einde van de les weet je wat een homofoon is en kun je deze herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Praten is een synoniem voor spreken.
synoniem =
A
hetzelfde woord met een andere betekenis
B
een ander woord met dezelfde betekenis
C
twee verschillende woorden met verschillende betekenis
D
weet ik niet

Slide 3 - Quizvraag

Wat valt je op? De rijke man reed in een snelle bolide. Mijn auto is niet zo snel.

Slide 4 - Open vraag

Noem een synoniem van: leraar, thuis en eten

Slide 5 - Open vraag

Synoniemen
Woorden die hetzelfde betekenen, noem je synoniemen.

Bijvoorbeeld:
smerig - vies
snel - vlug

Synoniemen gebruik je ook om je tekst beter leesbaar te maken.
Wil je het synoniem van een woord weten? Kijk dan op synoniemen.net

Slide 6 - Tekstslide

Homofoon
Homofonen zijn woorden die hetzelfde klinken, maar een andere spelling en betekenis hebben.




                              ligt                                                          licht

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn homofonen?
A
Woorden die hetzelfde betekenen.
B
Twee woorden die hetzelfde klinken en dezelfde betekenis hebben.
C
Twee woorden die hetzelfde klinken maar een verschillende betekenis hebben.
D
Woorden met meerdere betekenissen.

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin staat een homofoon?

A
Wij liggen in het gras in de wei.
B
Sta je in deze of in die rij?
C
Mijn broertje is klein en speelt met klei.
D
Ik krijg een sportfiets of een racefiets.

Slide 9 - Quizvraag

Homoniem
Het was zijn doel om de bal in het doel te schieten.

Waarom is dit een homoniem?

Slide 10 - Tekstslide

Homoniemen

Slide 11 - Tekstslide

Homoniem


Slide 12 - Tekstslide

Maak een zin met elk woord. Zorg dat de betekenis duidelijk wordt: de koper, het koper

Slide 13 - Open vraag

Synoniem
Homoniem
Homofoon
Rauw / Rouw
Knop (boom) /
Knop (toetsenbord)
doelman / keeper
wei / wij
Bok (turnen) / Bok (mannetjesgeit)

Slide 14 - Sleepvraag