2.1 De pruikentijd

Planning
Onderwerp raden/natekenen
2.1 De pruikentijd woordweb
Uitleg + video
Opdracht: Denkbeelden verlichting
Opdrachten maken 2.1


1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Planning
Onderwerp raden/natekenen
2.1 De pruikentijd woordweb
Uitleg + video
Opdracht: Denkbeelden verlichting
Opdrachten maken 2.1


Slide 1 - Tekstslide

Waar gaat het tijdvak Pruiken en Revoluties over? (1700-1800)

Slide 2 - Woordweb

Leerdoel
  • Aan het einde van deze les kunnen jullie uitleggen waarom de 18e eeuw ook wel de pruikentijd wordt genoemd
  • Je kunt uitleggen hoe de standenmaatschappij werkt.
  • Je kunt uitleggen hoe de verlichting de politiek heeft verandert.

Slide 3 - Tekstslide

Mannelijkheid?
Mannelijkheid

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg werkvorm
  • Afbeelding wat te maken heeft met de Franse revolutie. Om jullie de de taak het onderwerp te achterhalen. 
  • Groepen van 3/4 personen. 
  • Om de beurt krijgt ieder groepslid krijgt 20 seconden de tijd om de afbeelding te bekijken
  • Daarna gaat hij terug naar zijn groep en vertelt wat hij heeft gezien.
  • Vervolgens gaan jullie het tekenen.
  • Wanneer iedereen is geweest gaan we het bespreken.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Standenmaatschappij
De derde stand doet het zware werk, betalen alle belastingen en hebben geen rechten.

De eerste en tweede stand hadden privileges (voorrechten, dingen die zij wel mochten doen en anderen niet).

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Nederland
  • Nederland was niet meer het rijkste land van Europa, zoals dit in de Gouden Eeuw het geval was

  • In de steden was het vaak armoedig, daarom bouwden rijke Amsterdammers dure huizen aan de rivieren

  • In Nederland was er geen koning, de adel had weinig macht en de geestelijkheid bestond niet in de protestante kerk

Slide 9 - Tekstslide

De 1e stand
  • De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).

  • De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters

Slide 10 - Tekstslide

De 2e stand

  • De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).

  • De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.



Slide 11 - Tekstslide

De 3e stand
  • De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij, de bourgeoisie. Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma.

  • De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen.



Slide 12 - Tekstslide

De derde stand
Bijna de hele bevolking hoorde bij de derde stand
  • Rijke boeren
  • Handelaren
  • Kleine boeren
  • Ondernemers
  • Artsen
  • Ambachtslieden
  • Arbeiders
  • Bankiers
  • Zwervers

Slide 13 - Tekstslide

De Verlichting vanaf ±1700
  • Een periode waarin mensen hun kennis (willen) vergroten, door steeds meer uit te gaan van het verstand (rede, ratio)
  • De Verlichtingsdenkers stelden de vrijheid van het individu centraal. Eeuwenlang was het individu ondergeschikt geweest aan groepen

  • Hierdoor krijgen mensen ook meer kritiek op de koning, de Kerk en de adel.

Slide 14 - Tekstslide

Verlichte denkers 
  • Rousseau
  • Charles Montesquieu
  • Voltaire
  • Immanuel Kant
  • John Locke

Slide 15 - Tekstslide

Jean-Jacques Rousseau
  • Volkssoevereiniteit.

  1. Koning is overbodig
  2. De bevolking heeft de macht
  3. Volksvergadering

  • Bij ons: de Tweede Kamer (beslissen over wat het beste voor ons is.)

Slide 16 - Tekstslide

Charles Montesquieu
Democratie:
  • Regering gekozen door het volk
  • Koning dus niet door God gekozen, maar door het volk
Trias Politica:
  • Wetgevende macht.
  • uitvoerende macht.
  • Rechtsprekende macht. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Trias Politica

  • "Scheiding der drie machten":
    1. Wetgevende macht
    2. Uitvoerende macht
    3. Rechtgevende macht
  • Om misbruik te voorkomen

Slide 19 - Tekstslide

Voltaire
  • Als je iets niet begreep moest je het onderzoeken.
  • Er was geen plaats meer voor wonderen
  • God was wel de schepper maar niet de bestuurder. 

Slide 20 - Tekstslide

Immanuel Kant
  • Voor jezelf denken.
  • Onbegrensde vrijheid (van meningsuiting) en het gebruik van eigen verstand
    Met verstand kon de duisternis van bijgeloof en achterlijkheid worden overwonnen.

Slide 21 - Tekstslide

Opdrachten
Werk alleen of in tweetallen en maak de opdracht. Denkbeelden van de verlichting. Klaar?  Maken van 2.1: 1, 3 en 4, 5, 6, 7, 8, 9).

Tijd: 15 min: daarna bespreken.
Klaar? Test jezelf maken van hoofdstuk 1
Klaar? Oefentoets hoofdstuk 1 maken: magister --> leermiddelen --> 3 editie --> oefentoets


Slide 22 - Tekstslide

Wat is de beste omschrijving van 'De verlichting'?
A
Er ging bij mensen een lichtje branden
B
Mensen begonnen weer zelf na te denken
C
De TL- verlichting werd uitgevonden
D
Huh? Wat is de verlichting?

Slide 23 - Quizvraag

Waarom had Nederland geen standenmaatschappij?

Slide 24 - Open vraag

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 25 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 26 - Open vraag

Trias Politica betekent ...
A
alleenheerschappij
B
scheiding der machten
C
vrijheid
D
Montesquieu

Slide 27 - Quizvraag

Denis Diderot & Jean le Rond d'Alembert
  • Beginnen in 1751 met het schrijven van de Enceyclopedie om onwetenheid en domheid te bestrijden. 
  • Onderwerpen waren bijvoorbeeld politiek, godsdienst en techniek. 

Slide 28 - Tekstslide

Eise Eisinga
Planetarium blz. 82. 

Slide 29 - Tekstslide

Standenmaatschappij
De mensen waren verdeeld in drie standen:
1. Geestelijkheid
2. Adel
3. Boeren en burgers
Spotprent
De derde stand draagt de lasten van de geestelijkheid en de adel. De derde betaalt belasting, terwijl de eerste en tweede stand dit niet hoeven doen.

Slide 30 - Tekstslide

https://www.maakgroepjes.xyz/nl

Slide 31 - Tekstslide