Bi-4M-11.3 Je lijkt op

Elke lichaamscel bevat 23 paar chromosomen/46 chromosomen.
Bijv. in je huidcel, levercel, spiercel etc. 
Bij een chromosomenpaar de ene chromosoom van de vader, de andere van de moeder komt.
Een chromosomenpaar  informatie van dezelfde eigenschappen bevat. 
Maar, let op: De informatie is heel vaak niet gelijk.
De chromosomen bestaan uit genen. Op de genen zit alle erfelijke informatie
 Wist je dat!
Erfelijkheid
In je chromosoom zit DNA met daarop genen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Elke lichaamscel bevat 23 paar chromosomen/46 chromosomen.
Bijv. in je huidcel, levercel, spiercel etc. 
Bij een chromosomenpaar de ene chromosoom van de vader, de andere van de moeder komt.
Een chromosomenpaar  informatie van dezelfde eigenschappen bevat. 
Maar, let op: De informatie is heel vaak niet gelijk.
De chromosomen bestaan uit genen. Op de genen zit alle erfelijke informatie
 Wist je dat!
Erfelijkheid
In je chromosoom zit DNA met daarop genen

Slide 1 - Tekstslide

Elke geslachtscel (eicel/zaadcel) maar 1 geslachtschromosoom bevat 
Het 23-ste chromosomenpaar je geslachtschromosoom vormt
XY: de zygote groeit uit tot een jongen
XX: de zygote is een meisje.
Het Y of X chromosoom uit de zaadcel bepaalt of de zygote uitgroeit tot een jongen of meisje.
Zaadcel/eicel 23 enkele 
chromosomen bevatten.
 Wist je dat!
man/vrouw

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog van 11.2?

Slide 3 - Tekstslide

Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van de bevruchting.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Zowel bij de chimpansee als bij de egel bevatten de celkernen 48 chromosomen. Chimpansees en egels hebben hetzelfde fenotype.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

In de kern van een cel van een kat zitten 19 chromosomen.
Deze cel is een geslachtscel.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Alle zaadcellen van een man bevatten dezelfde erfelijke informatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen zitten er in de kern van een eicel van de mens?
A
15
B
23
C
30
D
46

Slide 8 - Quizvraag

In een eicel van een oeverkruidplant bevinden zich 12 chromosomen.
Hoeveel chromosomen bevinden zich in een cel van een wortel van zo'n plant?
A
24
B
12
C
6

Slide 9 - Quizvraag

1. Een gen is een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap.

2. Elk chromosoom bevat 1 gen.


A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 10 - Quizvraag

Elk organisme heeft hetzelfde aantal chromosomen in een cel
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

1. Een geslachtscel bevat 46 chromosomen.
2. De eicel bevat erfelijke eigenschappen van de moeder
A
1: waar 2: nietwaar
B
1: nietwaar 2: waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 12 - Quizvraag

1. Een lichaamscel bevat 46 chromosomen, dat zijn 23 paar
chromosomen.
2. Een geslachtscel (zaadcel of eicel) bevat 23 chromosomen.
A
1: waar 2: nietwaar
B
1: nietwaar 2: waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 13 - Quizvraag

1 Genen in een huidcel zijn gelijk aan de genen in de bevruchte eicel
2. Genen in lichaamscellen komen voor in paren.
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 14 - Quizvraag

11.3 Je lijkt op

Slide 15 - Tekstslide

11.3 Leerdoelen

-Hoe je aan je eigenschappen komt die je ouders niet hebben
-Hoe je genotype noteert
-Of eigenschappen kunnen mengen

Slide 16 - Tekstslide

11.3 Begrippenlijst

-genotype- homozygoot-heterozygoot-Dominant-recessief
-intermediair fenotype


Slide 17 - Tekstslide

Van ieder chromosomenpaar krijg je:
 
1 chromosoom van vader 
1 chromosoom van moeder

Karyogram/chromosomenkaart

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Zwart is dominant over blond, daarom zwart haar
= zwart

= blond

Slide 21 - Tekstslide

fenotype
Genotype
dominante
AA of Aa
recessief
aa
Dus die weet je zeker!

Slide 22 - Tekstslide

Wat kan het genotype zijn?
Bruin (A) haar is dominant over blond (a) haar.
Krullend haar (R) is dominant over stijl haar (r)
Welke genotype hebben deze kinderen ?

Slide 23 - Tekstslide

Wat kan het genotype zijn?
Bruin (A) haar is dominant over blond (a) haar.
Krullend haar (R) is dominant over stijl haar (r)
Welke genotype hebben deze kinderen ?
aarr                     A?rr                     aaR?                  A?R?   
                         Aarr of AArr    aaRR of AARr                  

Slide 24 - Tekstslide

Wat kan het fenotype zijn?
Bruin (A) haar is dominant over blond (a) haar.
Krullend haar (R) is dominant over stijl haar (r)
Welke genotype hebben deze kinderen ?
1
2
3
4
5
6
7
AARR
AaRr
aaRr
aaRR
AArr
Aarr
aarr

Slide 25 - Tekstslide

Wat kan het fenotype zijn?
Bruin (A) haar is dominant over blond (a) haar.
Krullend haar (R) is dominant over stijl haar (r)
Welke genotype hebben deze kinderen ?
1
2
3
4
5
6
7
AARR
AaRr
aaRr
aaRR
AArr
Aarr
aarr

Slide 26 - Tekstslide

Onvolledig dominant: Beide fenotypen zijn even sterk

 
Intermediair: Beide fenotypen komen tot uiting 

Intermediair fenotype

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Intermediair fenotype:
Wat zijn de genotypen van deze kippen?

Slide 29 - Tekstslide

Intermediair fenotype:
Wat zijn de genotypen van deze kippen?
XzXz
XwXw
XwXz
XwXz
XzXz
XwXz
XwXw
XwXz

Slide 30 - Tekstslide

Belangrijke begrippen:
Chromosomen- DNA - Genen
Geslachtschromosomen (bepalen je geslacht XX of XY)
Fenotype = uiterlijk (blauwe ogen, spitse neus, krullend haar)
Genotype = AA of Aa of aa (in tweetallen gekregen van ouders)

Dominant gen = overheersend, komt tot uiting (A of B of E)

Recessief gen = niet overheersent, komt niet tot uiting
                                    (a of b of e) 

Slide 31 - Tekstslide

Verwerkingsoefening 
11.1 t/m 11.3

Maak van het stencil 
oefenopdrachten 11.3 en 11.4 
opdracht 1 t/m 5 en 12

Slide 32 - Tekstslide

11.3 (Huis)werk

Slide 33 - Tekstslide