23. Schrijfdossier reflectie en vragen

PLANNING VAN DEZE LES
1.  Werkwoordspelling: de drie stappen
2.  Overzicht Schrijfdossier
3.  De reflectie
4.  De opdracht
5.  De volgende keer


LESDOELEN
- je kent de inhoud van een reflectie

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands LessonUpMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

PLANNING VAN DEZE LES
1.  Werkwoordspelling: de drie stappen
2.  Overzicht Schrijfdossier
3.  De reflectie
4.  De opdracht
5.  De volgende keer


LESDOELEN
- je kent de inhoud van een reflectie

Slide 1 - Tekstslide

Wat onder werkwoordspelling valt:
persoonsvorm tegenwoordige tijd:   nu werk ik 
persoonsvorm verleden tijd:                   vroeger werkte zij
voltooid deelwoord:                                  hij heeft daar gewerkt
onvoltooid deelwoord:                             werkend knikte ik
gebiedende wijs:                                       werk ze!
bijvoeglijk naamwoord:                           de werkende student

Slide 2 - Tekstslide

STAP 1
Wat doe je eerst bij werkwoordspelling? 

Stap 1: je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden. 
- het is het enige woord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet
- het is altijd een werkwoord
- let op scheidbare werkwoorden
                                                       Volgende slide: quizvragen hierover

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in:

De ambtenaar dient de aanvraag in

Slide 4 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in:

Het formulier wordt geüpload

Slide 5 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in:

Het is een brave hond

Slide 6 - Open vraag

Antwoorden
De ambtenaar dient de aanvraag in ► de pv is: 
  • dient in

Het formulier wordt geüpload ► de pv is: 
  • wordt

Zij viert morgen haar verjaardag ► de pv is:   
  • viert

Slide 7 - Tekstslide

STAP 2
(stap 1) Je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden. 


Stap 2: je zoekt het hele werkwoord (het infinitief) van de pv.
Let op scheidbare werkwoorden (indienen, bijvoeren, opletten)
                 
                                                       Volgende slide: quizvragen hierover



Slide 8 - Tekstslide

Wat is het hele werkwoord van de pv:

De ambtenaar dient de aanvraag in

Slide 9 - Open vraag

Wat is het hele werkwoord van de pv:

Het formulier wordt geüpload

Slide 10 - Open vraag

Wat is het hele werkwoord van de pv:

Zij viert morgen haar verjaardag

Slide 11 - Open vraag

Antwoorden
Wie dit leest ► het hele ww van de pv is: 
  • indienen

Het formulier wordt geüpload ► het hele ww van de pv is: 
  • worden

Zij viert morgen haar verjaardag ► het hele ww van de pv:  
  • vieren

Slide 12 - Tekstslide

STAP 3
(stap 1) Je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden. 
(stap 2) Je zoekt het hele werkwoord, het infinitief, van de pv.

Stap 3: je haalt -en van het hele werkwoord van de pv af. Nu heb je de stam van het werkwoord van de persoonsvorm. Dat is je basis. 

                                               Volgende slide: quizvragen over de stam








Slide 13 - Tekstslide

Wat is de stam van de persoonsvorm in:

De ambtenaar dient de aanvraag in

Slide 14 - Open vraag

Wat is de stam van de persoonsvorm in:

Het formulier wordt geüpload

Slide 15 - Open vraag

Wat is de stam van de persoonsvorm in:

Zij viert morgen haar verjaardag

Slide 16 - Open vraag

Antwoorden
De ambtenaar dient de aanvraag in ► de stam van de pv is: 
  • indien (-en)  De ik-vorm is ...

Het formulier wordt geüpload ► de stam van de pv is: 
  • word (-en) De ik-vorm is ...

Zij viert morgen haar verjaardag ►de stam van de pv is: 
  • vier (-en) De ik-vorm is ...

Slide 17 - Tekstslide

ONTHOUDEN
(stap 1) Je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden. 
(stap 2) Je zoekt het hele werkwoord, het infinitief, van de pv.
(stap 3) Je haalt -en van het hele werkwoord van de pv af. Nu heb je de stam van het werkwoord. 

Onthoud dat het Nederlands gebaseerd is op klanken: 
Kappen - de stam 'kapp' wordt de ik-vorm kap
Kapen - de stam 'kap' wordt de ik-vorm kaap
Vinden - de stam 'vind' is hetzelfde als de ik-vorm: vind.








Slide 18 - Tekstslide

2. OVERZICHT SCHRIJFDOSSIER
dinsdag 26 maart: de reflectie. Je rondt opdrachten af, controleert jouw dossier met behulp van opdracht 8 en daarna kan je jouw Schrijfdossier via CumLaude uploaden. Het tweede lesuur starten we met Bouwsteen 4. 

Deadline 2 april 24:00 uur.


Slide 19 - Tekstslide

3. DE REFLECTIE (HET SLOT)
Het slot heeft een eigen alinea, in een verslag wordt dat een eigen pagina.

Je schrijft hier een sociaal wenselijk antwoord:
- veel geleerd
- de toekomst

Slide 20 - Tekstslide

4. DE OPDRACHT
Schrijf de reflectie op het Schrijfdossier. Bekijk de opdrachten: wat heb je geleerd? Dat schrijf je op. 

Neem jouw schrijfproduct op onder opdracht 7 in je Schrijfdossier. 

Controleer jouw Schrijfdossier naar voorbeeld van opdracht 8: heb je alles?
Ga het vervolgens uploaden in CumLaude. 
 

Slide 21 - Tekstslide

5. HET TWEEDE LESUUR
... werk je aan jouw Schrijfdossier. Je kunt vragen stellen tijdens het maken van de opdrachten die je nog open hebt staan van het Schrijfdossier. 

Slide 22 - Tekstslide

Na het Schrijfdossier
Bouwsteen 04. dinsdag 2 + 9 april ►Samenhang (signaalwoorden)
- dinsdag 9 april het 2e lesuur Nederlands bouwsteentoets 04.



Slide 23 - Tekstslide

BOUWSTEEN 4: TAALBLOKKEN
Dit moet je in Taalblokken maken voor de toets:   

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgave 1 t/m 10; opgaven 24 t/m 27; 31 t/m 37.
Schrijven: opgaven 1 t/m 8; 10; 15 t/m 19.

Woordenschat: bouwsteen 4 Samenhang
Tussentoets (niet oud)

► Bouwsteentoets 4: dinsdag 9 april het 2e lesuur Nederlands.

Slide 24 - Tekstslide

EINDE VAN DE LES

Slide 25 - Tekstslide

INFORMATIE OVER DE NULMETING
Voorbeeld:  Bouwsteen 5 is grijs bij jou. 
Dan kan je drie dingen doen: 

1. zelfstandig in het voren werken aan een blauwe Bouwsteen.
2. aan Nederlands werken tijdens Nederlands.
3. je bent vrij van Nederlands voor de duur van de Bouwsteen die bij jou grijs is. 


Slide 26 - Tekstslide

OVERZICHT NEDERLANDS
De komende weken gaan we bezig met de opdrachten uit het Schrijfdossier (zie de volgende slide voor een overzicht)

Daarna gaan we klassikaal verder met Bouwsteen 04, daarna Bouwsteen 05, enz. 
We doen drie lesuren over één Bouwsteen. Het vierde lesuur heb je de Bouwsteentoets over die Bouwsteen. 

Eén Bouwsteen duurt dus twee lesweken. 

Slide 27 - Tekstslide

Na het Schrijfdossier
Bouwsteen 05. dinsdag 16 + 23 april ►Hoofd- en bijzaken
- dinsdag 23 april het 2e lesuur Nederlands bouwsteentoets 05.
Wie hoeven deze bouwsteen niet te doen: Chaya, Liselotte, Else, Wendely, Fenna, Daniel en Merel.
► Weet je al wat je gaat doen? Mail mij jouw besluit!

Slide 28 - Tekstslide

Bouwsteen 06. dinsdag 7 + 14 mei ► Informatie en meningen
- dinsdag 14 mei het 2e lesuur Nederlands bouwsteentoets 06. 
Wie hoeven deze bouwsteen niet te doen:
Chaya, Else, Tessa, Wendely, Fenna, Daniel, Herma en Merel.


Bouwsteen 07. dinsdag 21 + 28 mei  ► Evalueren
- dinsdag 28 mei het 2e lesuur Nederlands bouwsteentoets 07.

Slide 29 - Tekstslide

Bouwsteen 08.  dinsdag 4 + 11 juni ► Samenvatten
- dinsdag 11 juni het 2e lesuur Nederlands bouwsteentoets 08.

Eindtoets Bouwstenen.  dinsdag 18 juni
- het eerste lesuur herhaling (de hoogtepunten) van alle bouwstenen
- dinsdag 18 juni het tweede lesuur Nederlands de eindtoets.

Nulmeting Grammatica en Spelling. dinsdag 25 juni

Vier lesuren in totaal over: dinsdag 2 juli en 9 juli.  In deze lesuren kan je onder meer bouwsteentoetsen inhalen. 

Slide 30 - Tekstslide

BOUWSTEEN 3: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 8; opgaven 13, 14; opgaven 16 t/m 18.

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 9; opgave 12; opgaven 23 t/m 27 en
opgaven 29 t/m 32. 

Woordenschat: bouwsteen 3 Inleiding, kern en slot
Tussentoets (niet oud)


Slide 31 - Tekstslide

BOUWSTEEN 5: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 17; 28 en 29; 32 t/m 47.

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 14; opgaven 22 en 23; opgaven 25 en 26; opgaven 35 t/m 38; opgaven 40 en 41; opgaven 43 t/m 48. 

Woordenschat: bouwsteen 5 Hoofd- en bijzaken
Tussentoets (niet oud)

Slide 32 - Tekstslide

BOUWSTEEN 6: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 17; 28 en 29; 32 t/m 47.

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 14; opgaven 22 en 23; opgaven 25 en 26; opgaven 35 t/m 38; opgaven 40 en 41; opgaven 43 t/m 48. 

Woordenschat: bouwsteen 6 Argumenteren
Tussentoets (niet oud)

Slide 33 - Tekstslide