In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Erfelijkheid en evolutie
De evolutietheorie
Slide 1 - Tekstslide
Terugblik!
Slide 2 - Tekstslide
Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
Slide 3 - Quizvraag
Chromosomen komen alleen voor in geslachtscellen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Chantal heeft een hond. Een spiercel van deze hond bevat 78 chromosomen. Hoeveel chromosomen heeft deze hond in een levercel?
A
39
B
78
C
156
D
36
Slide 5 - Quizvraag
Vraag:
Welke stuk DNA bevat gelijke genen en welke ongelijke?
genenparen met gelijke genen
genenparen met gelijke genen
genenparen met ongelijke genen
genenparen met gelijke genen
genenparen met ongelijke genen
Slide 6 - Sleepvraag
Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
Slide 7 - Quizvraag
Hoeveel chromosomen hebben wij?
A
22
B
23
C
44
D
46
Slide 8 - Quizvraag
46
Fenotype
nieuw genotype
aantal chromosomen
23 chromosomen
Zaadcel
Slide 9 - Sleepvraag
Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel
Slide 10 - Quizvraag
Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden
Slide 11 - Quizvraag
Leerdoel
9 Je kunt de evolutietheorie beschrijven.
Er leven miljoenen soorten organismen op aarde. Deze vormen van leven kunnen er erg verschillend uitzien. Soorten kunnen ontstaan, veranderen en verdwijnen.
Slide 12 - Tekstslide
0
Slide 13 - Video
Hengelvis, leeft in de diepzee
Slide 14 - Tekstslide
Andescondor: vleugelwijdte 3 meter
Colibri: vleugelwijdte 5 cm
Slide 15 - Tekstslide
rups, coccon lijkt op vogelpoep
bij gevaar ontploft deze mier.
Kan hij helaas maar 1 keer doen
Slide 16 - Tekstslide
Evolutie
De levensvormen op aarde zijn in de loop van de tijd ontstaan en veranderd. De ontwikkeling van het leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen, noem je evolutie.
Slide 17 - Tekstslide
Evolutietheorie
Is vanaf de 18de eeuw ontwikkeld.
Charles Darwin is de grondlegger (degene die ermee begon)
Er zijn veel feiten die deze theorie ondersteunen (argumenten voor de evolutietheorie).
Slide 18 - Tekstslide
Evolutietheorie
Gaat uit van:
Er ontstaan steeds nieuwe genotypen
Natuurlijke selectie
Het ontstaan van nieuwe soorten.
Slide 19 - Tekstslide
Variatie in genotypen
Populatie= een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich met elkaar kunnen voortplanten.
Nieuwe genotypen ontstaan (voortplanting & mutaties)
Diversiteit in een populatie (dus ze zijn allemaal nét iets anders)
Slide 20 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Er worden véél meer nakomelingen geboren dan er plaats/voedsel voor is. Veel gaan dood.
De best aangepaste zullen overleven. Deze aanpassing heeft vaak met het genotype te maken.
Deze aanpassing wordt dus doorgegeven aan de nakomelingen.
Slide 21 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Individuen die het beste aangepast zijn, hebben de beste overlevingskansen
=
Grotere kans om eigenschappen door te geven aan nakomelingen
Slide 22 - Tekstslide
Natuurlijke selectie - nog een voorbeeld
Beste kanshebbers worden geselecteerd.
Slide 23 - Tekstslide
Aanpassing aan het milieu
Een dier dat goed aan zijn milieu is aangepast, heeft een grote overlevingskans. Van dit dier zullen waarschijnlijk veel nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten. De eigenschappen die gunstig zijn om te overleven, worden doorgegeven aan de nakomelingen.
Een dier dat slecht aan het milieu is aangepast, krijgt waarschijnlijk weinig of geen nakomelingen. Het ongunstige genotype wordt zo vrijwel niet doorgegeven aan de nakomelingen.
Slide 24 - Tekstslide
Het is belangrijk dat bij een soort veel verschillende genotypen en fenotypen voorkomen. De soort heeft dan een grote overlevingskans. Als de omstandigheden veranderen, is de kans groot dat er organismen zijn met de juiste eigenschappen voor die nieuwe omstandigheden.
Het klimaat kan bijvoorbeeld veranderen. Het is dan gunstig als er verschillende genotypen en fenotypen voorkomen. De kans is dan groot dat enkele organismen goed zijn aangepast aan het nieuwe klimaat.
Slide 25 - Tekstslide
Het onstaan van nieuwe soorten
Natuurlijke selectie lijdt niet tot een nieuwe soort totdat de twee groepen van elkaar gescheiden raken en zich daardoor niet meer kunnen voortplanten (isolatie). Dan pas begint het ontstaan van een nieuwe soort.
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Video
Slide 28 - Tekstslide
Evolutie:
De ontwikkeling van het leven op aarde waarin soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
Evolutie is NIET bewust, evolutie heeft GEEN doel.
Slide 29 - Tekstslide
Aan het werk! Bio!
Wat? 5.6 Evolutie- opdrachten 1 t/m 7.
Waar? In Magister.me in de studiewijzer mens en natuur.