H7 - les 10

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Dagopening
  • Lezen
  • Cursus 7, paragraaf 11: getallen

Slide 2 - Tekstslide

Dagopening
Voorkomen is beter dan genezen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Voorkomen is beter dan genezen
Ouders zijn vaak geneigd hun kinderen voor allerlei gevaren te waarschuwen ('Pas op dat je niet valt!', 'Handen aan je stuur!', 'Niet rennen!)

Welke goedbedoelde waarschuwingen krijg jij wel eens van je ouders?
Wat doe je daarmee?

Slide 5 - Tekstslide

Voorkomen is beter dan genezen
Van sommige dingen weet je dat je het gewoon moet doen om erger te voorkomen (kamer opruimen, huiswerk maken, leren, ...).

Welke dingen stel jij steeds weer uit?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht
  1. Je houdt een presentatie over je gelezen boek.
  2. Een groepsgenoot filmt dit op jouw eigen telefoon.
  3. Jij beoordeelt jouw eigen presentatie.
  4. Je levert het filmpje + je eigen beoordeling in.

     Uiterlijke inleverdatum: do 16 november

Slide 8 - Tekstslide

Lezen
Lees 25 minuten in stilte

 

      uiterlijke inleverdatum filmpje:         donderdag 16 november

Slide 9 - Tekstslide

H7 Spelling
  • Herhaling alle onderdelen uit de   onderbouw
  • Per week 2 paragrafen
  • Doe je actief mee in de les, dan         heb je weinig huiswerk.
  • Eind van het hoofdstuk bezemles

Slide 10 - Tekstslide

Doelen
  • Ik kan alle werkwoordsvormen correct spellen.
  • Ik weet hoe ik hoofdletters en leestekens correct moet gebruiken.
  • Ik weet hoe ik meervoudsvormen maak en spel.
  • Ik weet hoe ik verkleinwoorden maak en spel.
  • Ik weet wanneer ik een tussen -n of -s gebruik in samenstellingen.
  • Ik weet wanneer ik woorden aan elkaar of los schrijf.
  • Ik weet wanneer ik een liggend streepje moet gebruiken.
  • Ik weet wanneer ik een trema, apostrof of accentteken moet gebruiken.
  • Ik weet hoe ik getallen voluit schrijf.

Slide 11 - Tekstslide

herhaling
interpunctie
spelling

Slide 12 - Tekstslide

johan de vries onze buurman uit de wilhelminastraat speelde met pasen de paashaas op basisschool de regenboog in zwolle zuid

Slide 13 - Open vraag

uitleg
hoofdletters bij alle soorten namen:    Johan de Vries
komma voor en achter bijstelling:        , onze buurman uit de Wilhelminastraat,
hoofdletters bij feestdagen:                     Pasen
kleine letters bij samenstellingen:         paashaas
hoofdletters bij alle soorten namen:    De Regenboog
hoofdletters bij plaatsnamen en afleidingen daarvan:  Zwolle-Zuid

Slide 14 - Tekstslide

Verbeter de spelfouten. Noteer alleen de verbeteringen (onder elkaar):

Liz is al vijf keer geblesseert geraakt bij voetbal. Afgelopen weekend heeft zij haar enkel verstuikd. Ze werd door een tegenspeler getackeled. De fysiotherapeut heeft Liz's enkel getapd.

Slide 15 - Open vraag

Paragraaf 11
Getallen

Slide 16 - Tekstslide

Voluit schrijven
  • hele getallen van één tot en met twintig: acht, negentien, zesde, achtste
  • de tientallen tot honderd: vijftig, zeventig; dertigste
  • de honderdtallen tot duizend: achthonderd, driehonderdste
  • de duizendtallen tot twaalfduizend: negenduizend, tienduizendste
  • de getallen miljoen, miljard, biljoen enzovoort

Bij grote getallen kun je cijfers en woorden combineren: 34 duizend, 143 miljoen, 26 miljard.









Slide 17 - Tekstslide

Cijfers
  • getallen boven de twintig, uitgezonderd de tientallen en honderdtallen:
      35 miljoen, de 24e (24e , 24ste) voorstelling, 92 gasten

  • exacte waarden, zoals maten, gewichten, temperaturen, bedragen, telefoonnummers, data, adressen, percentages, rekeningnummers, jaartallen, exacte tijdstippen: 67 liter, 45 meter, 4 kilo, 37 °C, € 7,85, 10 mei 1996, Ommerweg 66, 12% of 12 procent, groep 6, paragraaf 4, om 16.00 uur  (vier uur geeft de duur van iets aan)







Slide 18 - Tekstslide

Let op!
  • Schrijf breuken los (twee derde: ⅔, vier zeven achtste: 4⅞; maar: tweeënhalf), behalve in een samenstelling: driekwartsmaat, tweederdemeerderheid

  • Als in een zin grote aantallen van iets in cijfers staan, gebruik je in die zin ook cijfers voor kleine aantallen van datzelfde iets: Van de 35 apen werden er 8 ziek, maar de twee verzorgers hadden nergens last van.







Slide 19 - Tekstslide

oefenen

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze?

Julia koopt ......... tijdschriften per week.
A
zes
B
6

Slide 21 - Quizvraag


Otto speelde met .......... vrienden een potje Fortnite.
A
21
B
een en twintig
C
éénentwintig
D
eenentwintig

Slide 22 - Quizvraag



De minister wilde ......... miljoen bezuinigen.
A
6-tig
B
zestig
C
60

Slide 23 - Quizvraag


De staatsgreep vond plaats op ..........
A
vijftien mei negentieneenenzestig
B
15-5-1961
C
15 mei negentieneenenzestig
D
15 mei 1961

Slide 24 - Quizvraag


Om ...................... had ik een afspraak
A
2 uur
B
14:00 uur
C
twee uur
D
veertien uur

Slide 25 - Quizvraag

Hoewel ik om 14:00 uur een afspraak had, moest ik .............. wachten op de orthodontist.
A
2 uur
B
14:00 uur
C
twee uur

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

maken
Nieuw Nederlands (online)
Cursus 7 Spelling, par. 11 (getallen): 5 opdrachten naar keuze

Klaar?      -> controleer of je per paragraaf 5 opdrachten af hebt
                    -> verder lezen in je boek   (16 november)


Slide 28 - Tekstslide