- Je weet hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.
- Je weet hoe je een zin in zinsdelen verdeelt.
- Je weet wat het werkwoordelijk gezegde is.
- Je weet wat het onderwerp van de zin is.
- Je weet hoe je het lijdend voorwerp kan vinden.
Extra doelen vh:
- Je weet hoe je het meewerkend voorwerp kan vinden.
- Je weet hoe je de bijwoordelijke bepaling kan vinden.