1/10 - Kb2 - spelling

Welkom Kb2B
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom Kb2B

Slide 1 - Tekstslide

Agenda
Inloop – 5 min
Kennis Opfrissen – 5 min
Quiz Oefentoets - 15 min
Leren voor de Toets Spelling - 10 min
Zelfstandig werken – 10 min?
Reflectie- 5 min






Slide 2 - Tekstslide

Geheugen opfrissen
  1. Wanneer gebruik je Hoofdletters?
  2. Wanneer gebruik je een Komma?
  3. Wanneer gebruik je Aanhalingstekens?
  4. Wanneer gebruik je een Dubbele punt?
  5. Bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte- en lange vorm.  Welke spellingregels gelden daarbij? 
  6. Wat is een Stoffelijk Bijvoeglijk naamwoord?
  7. Hoe maak je het meervoud van een Zelfstandig Naamwoord?
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Geheugen opfrissen
1) Bijvoeglijke Naamwoorden
(!)De S/z Regel (Grijs -> de ___ man)    (!)De F/v Regel: Lief -> de ____ hond)
(!)Letter dubbel (Fris -> een  __ geur)  (!)Klinker weglaten: Traag -> de ___ man)
2) STOFFELIJK bijvoeglijk naamwoord:  (Hout : een _____ paard)

3) Zelfstandige Naamwoorden: meervoud op  -S , - 'S of - EN
  • Tafel -> TafelS         Paard -> PaardEN
  • Medeklinker voor de Y? Dan 'S:    Hobby -> Hobby's      Lolly -> Lolly's
  • Klinker voor de Y? Dan s:    Display -> DisplayS     Cowboy -> CowboyS 

timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Blooket Quiz
We maken een Blooket quiz! 
Hiermee oefenen we de spellingregels voor de toets. 


timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Toets spelling
Deze is nu ingepland op 10 oktober, het 6e uur. Hoe kan je leren? 
- Herhaal oefeningen van alle paragrafen
- Lees de theorie van alle paragrafen
- Maak §8 en §9 (beiden alleen online) om extra te oefenen
- De toets heeft 18 vragen. 
- Pak pen en papier (of open Word op je device). We gaan twee toetsvragen maken en klassikaal bespreken. Dit zal ik de komende lessen steeds doen. 

timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Oefen met deze twee Toetsopdrachten
1)Noteer een zin van minimaal zes woorden, met de juiste leestekens.
  • Begin jouw zin met een citaat.
  • Eindig de zin met de woorden: vroeg ik of zei ik. 

2) Lees wat er in een woordenboek staat bij het trefwoord ‘aardappel’.



 

Het meervoud van appel is appels, volgens Dirk. Maar Marie denkt dat het meervoud appelen is. 
Wie heeft er gelijk? 
Leg je antwoord uit.

Slide 7 - Tekstslide

Nakijken
Voorbeeldzinnen:
'Kan ik morgen uitslapen?', vroeg ik. 

'Heb ik de deur op slot gedaan?', vroeg ik. 

'Morgen ga ik voetballen', zei ik.

'Ik kan huilen van geluk!' zei ik. 

timer
5:00
Citaat vooraan:
  • Een komma na het citaat!
  • De 'punt' vervalt in het citaat
  • Een vraagteken en uitroepteken blijft!
  • Begin de zin met een hoofdletter en eindig met een punt!

Slide 8 - Tekstslide

Nakijken
2) Lees wat er in een woordenboek staat bij het trefwoord ‘appel’.



 

Ze hebben allebei gelijk. Het woord appel heeft twee meervoudsvormen, een op -s en een op -en

Het meervoud van appel is appels, volgens Dirk. Maar Marie denkt dat het meervoud appelen is. 
Wie heeft er gelijk? 
Leg je antwoord uit.

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak eerst: 
  • Maak opdracht 5 en 6 op bladzijde 235 (§6)

Klaar? Maak dan:
  • Maak opdracht 5 op bladzijde 229 (§3)
  • Maak opdracht 5 en 6 op bladzijde 231 (§4)
  • Maak opdracht 5 op bladzijde 233 (§5) 

timer
10:00
Alle opdrachten zijn onderdeel van de weektaak!

Slide 10 - Tekstslide

Instructie §6
Zelfstandige naamwoorden - meervoud en enkelvoud
Hier maak je een meervoud van door achter het woord -S of -EN te zetten: (feestEN)   (tafelS)  (hondEN)   (SpeldjeS)
Let op! Gebruik ook hier deze spellingregels:
  • De S/z Regel (Sluis - SluiZen)
  • De F/v Regel ( Duif - duiVen)
  • Letter dubbelen (Brug - BruGGen)
  • Klinker weglaten (Boot - Boten)

timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Nakijken
We kijken klassikaal  opdracht 2 en 4 na

Onderstaand is een opdracht die ook op de toets wordt gevraagd:
  • Noteer een zin van minimaal acht woorden, met de juiste leestekens.
  • Begin jouw zin met een citaat.
  • Eindig de zin met de woorden: vroeg ik. 
 

timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Oefen met deze twee Toetsopdrachten
1)Noteer een zin van minimaal acht woorden, met de juiste leestekens.
  • Begin jouw zin met een citaat.
  • Eindig de zin met de woorden: vroeg ik. 

2) Lees wat er in een woordenboek staat bij het trefwoord ‘aardappel’.
  • Het meervoud van aardappel is aardappels, volgens Dirk. 
  • Maar Marie denkt dat het meervoud aardappelen is. 
  • Wie heeft er gelijk? Leg je antwoord uit.
 

Slide 13 - Tekstslide

Even wat anders...
Flipping
Nodig: een voorwerp (zoals een tennisbal, etui of gum) en een tafel. Twee spelers staan aan beide kanten van de tafel. De docent is de spelleider. Hij geeft alle deelnemende spelers de opdracht om vast dingen met twee handen vast te pakken zoals “tafel” of “hoofd”. Wanneer de leider echter “Flipping!” roept moeten beide spelers zo snel mogelijk proberen het voorwerp in het midden van de tafel te pakken. De speler die het voorwerp heeft wint de ronde.

timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Reflectie
Ik ga iedere les met jullie reflecteren. Dat betekent: jullie mogen zeggen wat je van de les vond. 
  • Wat vond je goed gaan? 
  • En wat vond je niet goed? 
  • Heb je misschien ideeën/tips voor een volgende les? 
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide