LEZEN 2skb

LEZEN 1SHVB(mooie klas)
Wat is verkennend lezen
een tekst bekijken om een eerste indruk te krijgen
Wat is nauwkeurig lezen
een tekst lezen om hem te begrijpen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

LEZEN 1SHVB(mooie klas)
Wat is verkennend lezen
een tekst bekijken om een eerste indruk te krijgen
Wat is nauwkeurig lezen
een tekst lezen om hem te begrijpen

Slide 1 - Tekstslide

Zoekend lezen
in een tekst zoeken naar een antwoord op een vraag. Je zoekt informatie die je nodig hebt. 

Slide 2 - Tekstslide

Studerend lezen
Een tekst lezen om info te onthouden. Je leert bijvoorbeeld voor een toets. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst

Slide 4 - Open vraag

Een deelonderwerp is een tekstgedeelte dat een deel van het onderwerp behandelt.

Slide 5 - Open vraag

Hoe vind je een deelonderwerp?

Slide 6 - Open vraag

Wat is een synoniem van een woord

Slide 7 - Open vraag

Wat hoort niet bij een signaalwoord
A
opsomming
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling
D
rooksignaal

Slide 8 - Quizvraag

Socialbesitas
We gaan deze tekst lezen

Slide 9 - Tekstslide

Hoe is een zakelijke brief opgebouwd, noem drie punten

Slide 10 - Open vraag

Hoe bouw je een alinea op, gebruik begrippen als kernzin en deelonderwerp

Slide 11 - Open vraag

Hoeveel deelonderwerpen
behandel je in een alinea

Slide 12 - Woordweb

Hoe begint een alinea

Slide 13 - Open vraag

Hoe start je een nieuwe alinea

Slide 14 - Woordweb

Wat is de hoofdgedachte
in een zin het belangrijkste wat een schrijver over het onderwerp zegt. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

aan wie schrijf je een persoonlijke email?

Slide 17 - Woordweb

Een persoonlijke email
Een persoonlijke email schrijf je aan iemand die je goed kent,  famiiie, vriend, 

Slide 18 - Tekstslide

Aan wie schrijf je een zakelijke email

Slide 19 - Woordweb

Zakelijke email
Een zakelijke email schrijf je aan iemand die je niet persoonlijk kent, bijvoorbeeld bij een sollicitatie. Je gebruikt beleefdere taal. 

Slide 20 - Tekstslide

Wat is geen formeel taalgebruik
A
Zeg Hallo
B
Spreek de ander aan met u
C
Gebruik nette woorden
D
Gebruik hele zinnen

Slide 21 - Quizvraag

Tot later
A
formeel
B
Informeel

Slide 22 - Quizvraag

Met vriendelijke groet,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 23 - Quizvraag

Geachte meneer
A
Informeel
B
formeel

Slide 24 - Quizvraag

Lieve allemaal
A
Informeel
B
Formeel

Slide 25 - Quizvraag

Mag ik ff dat boek van je lenen
A
Informeel
B
Formeel

Slide 26 - Quizvraag

Allemachtig, mijn laptop is supersloooooooom
A
Formeel
B
Informeel

Slide 27 - Quizvraag

Hallo supermarktdirecteur
A
formeel
B
Informeel

Slide 28 - Quizvraag

Tot snel dan
A
Formeel
B
Informeel

Slide 29 - Quizvraag

groetjes

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide