1. Conjuncturele werkloosheid : als het niet goed gaat met de economie, weinig vraag naar producten, minder mensen nodig
2. Structurele werkloosheid : werknemers worden vervangen, ze zijn niet meer nodig (robots, reorganisatie)
3. Frictie werkloosheid: Tijdelijke wrijving, bijvoorbeeld tussen twee banen of als je geslaagd bent.
4. Regionale; op bepaalde plaatsen is er minder vraag
5. Seizoenswerkloosheid: bepaalde tijden minder vraag