Woensdag 11 oktober

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Aan elkaar of los

Lesdoel:

Ik weet welke woorden ik aan elkaar of los moet schrijven.

Startvraag

Er komen zo vier dia's met afbeeldingen.

Zie jij dat de spatie het verschil maakt? Op welke manier?

Schrijf je antwoord op!

Aan elkaar of los?
katoenen truitje

1. aan elkaar
2. los

los of aan elkaar?
er+achter+aan+rennen

1. los
2. aan elkaar

Aan elkaar of los?
er onder door

1. aan elkaar
2. los

Aan elkaar of los?
drie miljard

1. aan elkaar
2. los

Aan elkaar of los?
'Hij rende … .'

1. daarheen
2. daar heen

Aan elkaar of los?

1. driekamer appartement
2. driekamerappartement
3. drie-kamer-appartement
4. drie kamer appartement

Aan elkaar of los?

1. lange termijn planning
2. langetermijnplanning
3. lange termijnplanning
4. langetermijn planning

Los of aan elkaar?
riool+water+zuivering

Schrijf ze los of aan elkaar.
brand weer ladder

Los of aan elkaar?
vier+honderd+acht+tien

Aan de slag 

Huiswerk (voor maandag 13 januari):

Opdrachten 2 t/m 4 (blz. 256 - 257)

Opdrachten 3 en 4 (blz. 259)

Je mag ook werken aan je presentatie, zolang je maar zorgt dat je aan het werk bent én het huiswerk maandag af is!