Kijk na of je de juiste injectie hebt voor deze cliënt, let op naam, geboorte datum en of de vloeistof nog goed is. desinfecteer de injectie plaats. Steek de naald met een snelle beweging loodrecht in de spier, minimaal 1 cm verwijderd van de vorige injectieplaats. Fixeer de spuit en naald met de niet-injecterende hand bewegingen op te vangen. Spuit de vloeistof langzaam en regelmatig in. Trek de naald uit de huid en klik het naaldkapje met een duimbeweging over de injectienaald. Houd een gaasje voor de opvang van een eventuele bloeddruppel gereed. Masseer de huid niet.