WOORDEN plus OPDRACHTEN bellen en mailen - rose - dag 4 NT2

Thema 3 Bellen en mailen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 3 Bellen en mailen

Slide 1 - Tekstslide

luisteren
  • horen
  • met aandacht
  • werkwoord:                                             ik luister - wij luisteren
  • zin: De leerlingen luisteren naar de docent.
  • zin: Ik luister graag naar muziek.

Slide 2 - Tekstslide

(ge)makkelijk
  • kost weinig moeite
  • eenvoudig
  • niet moeilijk
  • zin: Deze opdracht is makkelijk.
  • zin: Een zon tekenen is makkelijk. 

Slide 3 - Tekstslide

moeilijk
  • kost veel moeite/niet makkelijk
  • synoniem: lastig 
  • zin: Deze sommen zijn moeilijk.
  • zin: Netjes werken is moeilijk.

Slide 4 - Tekstslide

zeggen
  • uitspreken wat je denkt
  • werkwoord:                               ik zeg - wij zeggen
  • zin: Ik zeg niet veel. 
  • zin: Mijn broer zegt altijd de waarheid. 

Slide 5 - Tekstslide

Welke twee woorden horen bij :
zeggen
A
luisteren
B
praten
C
vertellen
D
horen

Slide 6 - Quizvraag

Luisteren is...................
A
spreken met aandacht
B
horen met aandacht
C
schrijven met aandacht
D
praten met aandacht

Slide 7 - Quizvraag

Vul het goede woord in:
Als je niet goed ............... naar de docent mis je informatie.
(denk aan de goede vervoeging)

Slide 8 - Open vraag

Wat is de antoniem van
(ge)makkelijk
A
slordig
B
moeilijk
C
heerlijk
D
eerlijk

Slide 9 - Quizvraag

Waar lees je de betekenis van '
(ge)makkelijk?
A
Het eten was heel lekker.
B
Ik ruim mijn kamer nooit op.
C
Ik heb uren gestudeerd maar ik weet de antwoorden niet.
D
Ik ben heel goed in wiskunde.

Slide 10 - Quizvraag

Als je iets niet makkelijk vindt is het .....................
A
sportief
B
moeilijk
C
lekker
D
heerlijk

Slide 11 - Quizvraag

Maak een zin met het woord
moeilijk

Slide 12 - Open vraag

Als de docent instructie geeft bij de opdracht dan..............
A
begrijpt de leerling de opdracht.
B
legt hij de opdracht uit.
C
vertelt hij hoe iets werkt.
D
vertelt hij hoe het moet.

Slide 13 - Quizvraag

Wat doe jij als de docent
iets uitlegt?

Slide 14 - Woordweb

Noem twee woorden die horen bij
vertellen

Slide 15 - Open vraag

aardig
de afspraak
de gemeente
de dokter
eerst
het gesprek
bellen
's middags
's nachts
moeten
de gemeente
de ochtend
halen
keer
de brief
laat
's ochtends
de datum
vertellen
luisteren
(ge)makkelijk
moeilijk
uitleggen
zeggen

Slide 16 - Tekstslide