In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
S02 - Taalvariëteiten
Aan het mengpaneel: Mijn taal, mijn identiteit
Slide 1 - Tekstslide
Doelen
Je begrijpt dat er overeenkomsten en verschillen zijn in taaluitingen, taalvariëteiten en talen.
Je begrijpt dat taal een rol speelt als je bij een groep wil horen.
Je kunt respectvol omgaan met overeenkomsten en verschillen in taaluitingen, taalvariëteiten en talen.
Slide 2 - Tekstslide
Waar denk je aan bij het woord 'taalvariatie'?
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een taalvariëteit?
Slide 4 - Tekstslide
Aan het mengpaneel
Verschillende taalvariëteiten van het Nederlands
Aanpassing afhankelijk van de context
Belangrijk voor een vlotte communicatie: beseffen dat er taalvariëteiten bestaan en leren omgaan met taalvariatie
Slide 5 - Tekstslide
Leerpad: reflectieopdracht
Zie werkblad
Slide 6 - Tekstslide
Leerpad: opbouw
Maak de volgende opdrachten in stilte.
Moedertaal en thuistaal: opdracht 1 & 2
Tweede taal: opdracht 3
We gaan internationaal: opdracht 4
Wereldtalen: opdracht 5
Nederlands in de wereld: opdracht 6
Leren in een andere taal: opdracht 7
Slide 7 - Tekstslide
Leerpad: theorie
Bestudeer de theorie in stilte.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
1. De standaardtaal is de basisvorm van een taal. Dit is de officiële vorm waarover duidelijk afspraken zijn gemaakt (grammaticaregels, spellingregels enz.)
A
Juist
B
Fout
Slide 10 - Quizvraag
2. Er ontstaan taalvariëteiten als ...
A
de officiële afspraken niet helemaal gevolgd worden.
B
het taalgebruik van een groep mensen afwijkt door andere factoren (bv. leeftijd).
C
Zowel antwoord A als antwoord B is juist.
Slide 11 - Quizvraag
3. Om je moedertaal te leren spreken moet je zeker lessen volgen.
A
Juist
B
Fout
Slide 12 - Quizvraag
4. Je thuistaal is de taal die je gebruikt om thuis en in je eigen omgeving met je familie en vrienden te praten.
A
Juist
B
Fout
Slide 13 - Quizvraag
5. Je thuistaal kan een andere taal zijn dan het Nederlands (bv. Turks), een dialect of een streektaal.
A
Juist
B
Fout
Slide 14 - Quizvraag
6. Je thuistaal kan verschillen van ...
A
... je schooltaal.
B
... je werktaal.
C
Zowel antwoord A als antwoord B is juist.
Slide 15 - Quizvraag
7. Een tweede taal is een taal die je beheerst naast je moedertaal. Je leert deze nooit bewust aan.
A
Juist
B
Fout
Slide 16 - Quizvraag
8. Wat is de juiste top 3 op vlak van het grootste aantal moedertaalsprekers?
A
Engels, Mandarijn, Spaans
B
Spaans, Engels, Mandarijn
C
Mandarijn, Engels, Spaans
D
Mandarijn, Spaans, Engels
Slide 17 - Quizvraag
9. Wat is de juiste top 3 op vlak van het grootste totale aantal gebruikers (niet alleen moedertaalsprekers)?
A
Mandarijn, Engels, Spaans
B
Spaans, Engels, Mandarijn
C
Engels, Mandarijn, Spaans
D
Engels, Spaans, Mandarijn
Slide 18 - Quizvraag
10. Onze taal wordt door ... miljoen mensen als moedertaal gebruikt.
A
15
B
23
C
31
D
42
Slide 19 - Quizvraag
11. Het Nederlands is een officiële taal in ... landen.
A
2
B
4
C
6
D
8
Slide 20 - Quizvraag
Leerpad: oefeningen
Maak oefening 1 en 2 in stilte.
Steek je hand op als je een vraag hebt.
Slide 21 - Tekstslide
Oefening 3: overleg (groepswerk)
De klas wordt in groepjes van 4 gedeeld.
Overleg over het besluit van de minister van Onderwijs om de lessenin de middelbare school in het Engels te geven.
Download het werkblad om notities te maken: één persoon vult dit in voor de hele groep en plaatst dit in de uploadzone.
Lees eerst de 2tips in de groene kaders.
Volg stap 1, stap 2 en stap 3. Lees de opgaves aandachtig!
Slide 22 - Tekstslide
Heb je alles begrepen?
Je begrijpt dat er overeenkomsten en verschillen zijn in taaluitingen, taalvariëteiten en talen.
Je begrijpt dat taal een rol speelt als je bij een groep wil horen.
Je kunt respectvol omgaan met overeenkomsten en verschillen in taaluitingen, taalvariëteiten en talen.