Blok 1 Les 3 Voorzetsels- en hoofd- en bijzinnen

• Nederlands

Welkom!

Donderdag 7 september

Vandaag

• Lezen
• Stelling van de dag
• Uitleg 
• Aan de slag

Lezen in stilte

Stelling van de dag

Op je 18e verjaardag moet de overheid je 10.000 euro studiegeld geven. 

Uitleg

Voorzetsels en hoofd- en bijzinnen.

Wat zijn voorzetsels ook alweer?

Wat zijn voorzetsels ook alweer?

Alle woorden die met de kast en de vakantie kunnen.

Met de kast, voor de kast, langs de kast, na de kast.

Tijdens de vakantie, op vakantie, naast de vakantie.

Voorzetsels

Voorzetsels (vz) staan in een zinsdeel waarbij je een vraag kunt stellen als waarin, waaronder, waarmee of waardoor.

De meeste voorzetsels kun je zo invullen:

'... de kamer', '... het feest' of '... het bureau'. 

Na de vakantie begonnen we met frisse moed aan het nieuwe schooljaar.

Let op!

De leraar kijkt het proefwerk na.

Na is hier geen vz. Dit komt omdat het bij kijken hoort. Het hele werkwoord is nakijken.

Bij de opdrachten kom je dit straks tegen:

WW = werkwoord, alles wat je kunt doen, zijn of wat er gebeurt, werken, leren, regenen, horen.

ZNW = zelfstandig naamwoord, mensen, dieren, dingen, namen, Audi, vergadering, Parkstraat.

LW = lidwoord, de, het en een.

BV = bijvoeglijk naamwoord. Zegt iets over het znw. De groene jas, het mooie meisje, de langverwachte film.

VZ = voorzetsel, alles met de kast en vakantie, met, tijdens, zonder, naast, op. 

Aan de slag met opdracht 3, 7, 8 en 9

Bladzijden 22, 23 en 24.

Hoofdzinnen en bijzinnen

We beginnen met het verschil.

Hoe ontstaat het?

Enkelvoudige zinnen: zinnen met 1 persoonsvorm.

Wij gymmen buiten. Wij gymden buiten. 

PV = gymmen --> 1 persoonsvorm.

Samengestelde zinnen: zinnen met meerdere persoonsvormen.

Wij gymmen buiten, tenzij het slecht weer is.

Wij gymden buiten, tenzij het slecht weer was. 

PV's = gymmen en is --> 2 persoonsvormen.

Hoofdzin en bijzin

Het belangrijkste gedeelte van een samengestelde zin heet de hoofdzin. 

Het andere deel van een samengestelde zin heet de bijzin.

De bijzin kun je weglaten. De hoofdzin kun je niet weglaten. 

Ik slaap nog met een knuffel, hoewel ik al vijftien ben.

• hoofdzin = Ik slaap nog met een knuffel,
• bijzin = ik al vijftien ben.

Je oefent straks nog even met ontleden.

Je krijgt dan weer de onderstaande herhaling.

Opdrachten maken

Opdracht 4, 7, 9 en 10 op bladzijden 23, 24 en 25.

Basisboek

Opdracht 4, 7, 9 en 10 op bladzijden 23, 24 en 25.

Klaar?

Kaderboek

Opdracht 3, 7, 8 en 9 op bladzijden 22, 23 en 24.

Klaar?