Koopkracht: is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.
Koopkracht wordt door 2 factoren beinvloed:
de stijging of daling van je inkomen:
de stijging (= inflatie) of daling (=deflatie) van de prijzen
Slide 4 - Tekstslide
Formule koopkracht
Koopkracht berekening:
De procentuele verandering van het inkomen - de procentuele verandering van de prijzen.
Toelichting:
als inkomen meer stijgt dan de prijzen stijgen neemt je koopkracht toe.
als je inkomen minder stijgt dan de prijzen neemt je koopkracht af.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Procentuele verandering berekenen
(NIEUW - OUD) / OUD X 100
Slide 7 - Tekstslide
Zelf aan de slag
Lees paragraaf 1.4 vanaf begin en maak opgave 35 t/m 40
Kijk opgaven par 1.4 en eerdere paragrafen na met andere kleur pen
Slide 8 - Tekstslide
Als je inkomen gelijk blijft, daalt of stijgt door deflatie je koopkracht.
A
daalt
B
stijgt
Slide 9 - Quizvraag
CBS: … stijgt voor derde maand op rij In maart was de prijsstijging voor consumenten nog 0,4 procent. De prijzen zijn vanaf februari iedere maand 0,2 procentpunt meer toegenomen. Dit maakt het CBS vandaag bekend. Welk woord ontbreekt in de titel van dit krantenbericht: inflatie of deflatie?
A
Inflatie
B
Deflatie
Slide 10 - Quizvraag
Griekse … houdt aan Het leven in Griekenland was vorige maand opnieuw aanzienlijk goedkoper dan een jaar eerder. Dat blijkt uit cijfers die het Griekse statistiekbureau vrijdag heeft gepubliceerd.
Welk woord ontbreekt in de titel van dit krantenbericht: inflatie of deflatie?
A
inflatie
B
deflatie
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Indexcijfers waarom?
Veranderingen kun je makkelijk vergelijken met indexcijfers.
Een indexcijfer laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een bepaalde periode.
Die afgesproken periode heet het basisjaar. De gegevens van het basisjaar krijgen altijd het indexcijfer 100.
Indexcijfers is GEEN percentage (dus geen % erachter)