Grammatica zinsdelen: Onderwerp

Grammatica redekundig ontleden: Het onderwerp
Welkom 1hvf,

Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je schrift, boek, laptop erbij.
Stap 3: Log in bij lessonup.app met je eigen naam.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica redekundig ontleden: Het onderwerp
Welkom 1hvf,

Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je schrift, boek, laptop erbij.
Stap 3: Log in bij lessonup.app met je eigen naam.

Slide 1 - Tekstslide

Noteer het onderwerp van de zin:
Mijn vader uit Sweagerbosk is een echte Fries.

Slide 2 - Open vraag

Leerdoel
Ik kan aan het einde van de les een zin grammaticaal redekundig ontleden waarin ik het volgende benoem: 
Persoonsvorm, zinsdeelstreepjes zetten en het onderwerp.

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Werken aan de fictieopdracht (10 minuten)
  • Nakijken huiswerk
  • Uitleg: Onderwerp
  • Oefenen: Een zin grammaticaal ontleden met pv, zinsdeelstreepjes en onderwerp.
  • Huiswerk:  blz. 51 en 52: opdr. 8, 9 en 12.

Slide 4 - Tekstslide

Werken aan de fictieopdracht
Je werkt in stilte. Ik loop rond om jou te helpen na 3 minuten.
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken opdr. 4 t/m 7
4a: Als je een zin redekundig ontleed benoem je alle zinsdelen.
4b: de persoonsvorm zie in de vormen: enkelvoud en meervoud en in de tijden: tegenwoordige tijd en verleden tijd.
4c: Het kan als eerste of als tweede woord zijn.
Voorbeeld 1: Ga je naar huis?
Voorbeeld 2: Waarom ga je naar huis?

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 5
5a: 1 zinsdeel kan voor de persoonsvorm staan.
5b: In de vakantie/  zwem/ik/ regelmatig/ in de zee.


Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 6
A. Zwaaiend met een mes/ was/ een man/ het tankstation/ binnengekomen.
B. Een klant/ belde/ in paniek/ direct/de politie.
C. Die/ reageerde/ nogal/ ontspannen.
D. De directie van het tankstation/zette/ de overval/ in scène.
E. Over de nepoverval/hadden/ alle medewerkers/ informatie/ gekregen.
F. Alleen de klanten/ wisten/ van niets.


Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 7
Muzikaal talent/ willen/ we/allemaal/wel/hebben.
Weinig mensen/ behoren/ écht/ tot de categorie wonderkinderen.
a. wonderkinderen en muzikaal
b. Kijk of het extra informatie is over een woord.

Slide 9 - Tekstslide

Het onderwerp
Het onderwerp is een persoon/ding/begrip die de actie doet. Die de persoonsvorm doet.
Voorbeeld: Mijn vader rijdt in een auto.
In een gebiedende wijs is er geen onderwerp!
Gebiedende wijs: Een directe opdracht, een bevel --> Houd je mond!                    Hoe vind je het onderwerp: Wie/Wat + persoonsvorm.
De auto rijdt voorbij --> Wie/wat rijdt? --> De auto.                 

Slide 10 - Tekstslide