Hoofdstuk 10 les 2

10.2 Ademhaling
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

10.2 Ademhaling

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

BINAS 83A
De bouw van de longen

Het nuttigste stuk van deze BINAS tabel staat onderaan (zie volgende dia)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

COPD

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

CF wordt ook wel taaislijmziekte genoemd, omdat het slijm dat onder andere in de luchtwegen wordt afgescheiden abnormaal taai is. Daardoor wordt het moeilijker afgevoerd uit de longen en blijft er meer slijm achter in de longblaasjes en vermindert de uitwisseling van gassen. Dat leidt tot een voortdurend gevoel van benauwdheid.
Factoren die van invloed zijn op de snelheid van de gaswisseling zijn de diffusieconstante (D), het diffusie-oppervlak (O), het drukverschil (p1-p2) en de afstand of diffusieweg (A), zoals beschreven in de Wet van Fick: diffusiesnelheid = D*O*(p1-p2)/A
Welke factoren van de wet van Fick kunnen worden beïnvloed door CF?

A
D en O
B
O en A
C
O, P1-p2, A
D
D, O, P1-p2, A

Slide 7 - Quizvraag

omdat...
- D verandert omdat het slijm anders van samenstelling is (andere stof)
- O verandert omdat het taaie slijm de longblaasjes afdekt, wat minder oppervlak betekent
-p1-p2 (delta c) verandert omdat er minder verse lucht in de longblaasjes terechtkomt (slijm zit overal en vernauwt de luchtwegen)
-A verandert omdat de zuurstof nu door een dikkere laag slijm heen moet

Slide 8 - Tekstslide

Vitale capaciteit
VC (=6) is de maximale hoeveelheid lucht die je in één ademteug kan in- en uitademen. Dat meten we met een spirometer.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Bij een gewone inademing is de hoeveelheid lucht in de longen gelijk aan:
A
de vitale capaciteit
B
het ademvolume + inspiratoir reservevolume
C
de vitale capaciteit + restvolume
D
het ademvolume + restvolume

Slide 11 - Quizvraag

Welke factor neemt het meeste af bij een klaplong
A
Het restvolume
B
de vitale capaciteit
C
het inademings-reservevolume
D
het uitademings-reservevolume

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Door lungpacking voorafgaand aan een duik kan de duiker een grotere diepte bereiken, leg dit uit:

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

In de hyperbare kamer heeft ze geen O2, maar toch ademt ze niet extreem snel. Hoe komt het dat het ademcentrum blijkbaar niet veel signalen geeft om sneller te ademen?
A
Het ademcentrum reageert te langzaam
B
Het ademcentrum reageert vooral op CO2
C
Het ademcentrum reageert niet op O2
D
Het ademcentrum wordt actief onderdrukt door de grote hersenen

Slide 17 - Quizvraag