Hoofdstuk 12 les 3

Herhaling 12.2
De lever
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling 12.2
De lever

Slide 1 - Tekstslide

Wat is GEEN functie van de lever?
A
De lever haalt gifstoffen uit het bloed
B
De lever breekt rode bloedcellen af
C
De lever scheidt ureum af aan de urine
D
In de lever wordt glucose omgezet glycogeen

Slide 2 - Quizvraag

Bilirubine is een gele stof die ontstaat bij afbraak van rode bloedcellen in de lever. Bij mensen met geelzucht komt de bilirubine vanuit de lever in het bloed terecht. De stof wordt door de leverader afgevoerd.

In welk bloedvat komt het bloed uit de leverader dan als eerste terecht?
A
in de aorta
B
in de bovenste holle ader
C
in de onderste holle ader
D
in de longader

Slide 3 - Quizvraag

Welke stoffen worden opgeslagen in de lever?

Slide 4 - Open vraag

aminogroep van aan aminozuur af halen
Omzetten van aminozuur in ander aminozuur
Afbraak van gifstoffen
Bolletje van eiwit en vet
Maken van glucose uit een andere stof
Transaminering
Gluconeogenese
Lipoprotëinen
Detoxificatie
Deaminering

Slide 5 - Sleepvraag

Waarvoor dienen de sinusoïden in de lever?
A
Om het geproduceerde gal af te voeren
B
Om o.a. alcohol te kunnen afbreken
C
Om bloed goed in contact te brengen met de levercellen
D
Om bloed op te slaan voor als het lichaam extra bloed nodig heeft

Slide 6 - Quizvraag

12.3 en 12.4 Ademhaling

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

BINAS 83A
De bouw van de longen

Het nuttigste stuk van deze BINAS tabel staat onderaan (zie volgende dia)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

COPD

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

CF wordt ook wel taaislijmziekte genoemd, omdat het slijm dat onder andere in de luchtwegen wordt afgescheiden abnormaal taai is. Daardoor wordt het moeilijker afgevoerd uit de longen en blijft er meer slijm achter in de longblaasjes en vermindert de uitwisseling van gassen. Dat leidt tot een voortdurend gevoel van benauwdheid.
Factoren die van invloed zijn op de snelheid van de gaswisseling zijn de diffusieconstante (D), het diffusie-oppervlak (O), het drukverschil (p1-p2) en de afstand of diffusieweg (A), zoals beschreven in de Wet van Fick: diffusiesnelheid = D*O*(p1-p2)/A
Welke factoren van de wet van Fick kunnen worden beïnvloed door CF?

A
D en O
B
O en A
C
O, P1-p2, A
D
D, O, P1-p2, A

Slide 13 - Quizvraag

omdat...
- D verandert omdat het slijm anders van samenstelling is (andere stof)
- O verandert omdat het taaie slijm de longblaasjes afdekt, wat minder oppervlak betekent
-p1-p2 (delta c) verandert omdat er minder verse lucht in de longblaasjes terechtkomt (slijm zit overal en vernauwt de luchtwegen)
-A verandert omdat de zuurstof nu door een dikkere laag slijm heen moet

Slide 14 - Tekstslide

Vitale capaciteit
VC (=6) is de maximale hoeveelheid lucht die je in één ademteug kan in- en uitademen. Dat meten we met een spirometer.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Bij een gewone inademing is de hoeveelheid lucht in de longen gelijk aan:
A
de vitale capaciteit
B
het ademvolume + inspiratoir reservevolume
C
de vitale capaciteit + restvolume
D
het ademvolume + restvolume

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Door lungpacking voorafgaand aan een duik kan de duiker een grotere diepte bereiken, leg dit uit:

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Video

Slide 21 - Tekstslide

In de hyperbare kamer heeft Dennis geen O2, maar toch ademt hij niet extreem snel. Hoe komt het dat het ademcentrum blijkbaar niet veel signalen geeft om sneller te ademen?
A
Het ademcentrum reageert te langzaam
B
Het ademcentrum reageert vooral op CO2
C
Het ademcentrum reageert niet op O2
D
Het ademcentrum wordt actief onderdrukt door de grote hersenen

Slide 22 - Quizvraag

Bij hyperventilatie ...
A
daalt de pCO2 en stijgt de pH
B
stijgt de pCO2 en daalt de pH

Slide 23 - Quizvraag

Herhaling

Slide 24 - Tekstslide

Wet van Fick

Slide 25 - Tekstslide

Welke factor van de wet van Fick verandert als je je adem inhoudt?
A
A (oppervlakte)
B
Delta C (concentratieverschil)
C
d (diffusieafstand)
D
D (diffusiecoëfficiënt)

Slide 26 - Quizvraag

Valerio was aan het hyperventileren. Bij hyperventileren voel je je raar, daardoor ga je meer ademen, dan voel je raar, etc.
A
Dit is negatieve terugkoppeling
B
Dit is positieve terugkoppeling
C
Dit is een regelkring
D
Dit is oxytoneogenese

Slide 27 - Quizvraag

Oorzaak
daardoor:
daardoor:
Gevolg
Lucht stroomt naar buiten
Longen worden kleiner
Borstholte wordt kleiner
Middenrif ontspant

Slide 28 - Sleepvraag

Oorzaak
daardoor
daardoor
Gevolg
Lucht stroomt naar binnen
Longen worden groter
Borstholte wordt groter
Middenrif spant aan

Slide 29 - Sleepvraag

Van verschillende ademhalingsproblemen is het volgende bekend:

- Bij een klaplong ademen mensen sneller, maar ademen ze minder lucht in en uit dan normaal.
- Bij hyperventilatie ademen mensen sneller en ademen ze meer lucht in en uit dan normaal.
- Bij longemfyseem ademen mensen langzamer uit, maar ademen ze wel met een normale snelheid in.
Waar heeft Henk volgens het diagram last van?
A
Een klaplong
B
Hyperventilatie
C
Longemfyseem

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Video