Herhaling Werk (1)

WERK


Herhaling voor de toets
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

WERK


Herhaling voor de toets

Slide 1 - Tekstslide


Hoofdstuk 1


De betekenis van werk

Slide 2 - Tekstslide

Bij werk moet je moeite doen, moet je ergens goed in zijn, wordt je er meestal voor betaald en is er behoefte aan het werk dat je doet.  

Werk = alle bezigheden die nuttig zijn voor de persoon die het werk doet, maar ook voor zijn of haar omgeving. Bijv. ook bij vrijwilligerswerk, of klusjes voor je ouders
Werk

Slide 3 - Tekstslide


5. De behoefte om ergens goed in te worden (zelfontwikkeling) 
--- Werk kan je helpen jezelf te ontwikkelen (promotie, doel behalen). 

4. Behoefte aan waardering 
--- Je werk geeft je een bepaalde status: waardering van anderen. 

3. Behoefte om erbij te horen 
--- De meeste mensen werken samen met collega's

2. Behoefte aan zekerheid 
--- Tijdelijk contract of een vaste baan? Werk geeft zekerheid.

1. Eerste levensbehoeften
--- Eten, drinken, kleren, onderdak: waar je niet zonder kan.
De Piramide van Maslow

Slide 4 - Tekstslide


Hoofdstuk 2


Welk werk ga je doen?

Slide 5 - Tekstslide

Arbeidsinhoud: wat voor werk je precies moet doen. 

Vragen die hierbij gesteld worden zijn; werk ik met mijn hoofd of handen? Werk ik met computers of niet? Heb ik veel zelfstandigheid of niet? Etc.. 

Welk werk precies bij je past, ligt aan je capaciteiten: de kennis en vaardigheden die je nodig hebt om je werk goed te kunnen doen. Dit wordt bepaald door: 

  • Aanleg/talent: waar ben je wel of niet goed in?
  • Opleiding: je kennis en vaardigheden worden groter. 
  • Werkervaring. 
Arbeidsinhoud

Slide 6 - Tekstslide

Loondienst: iedere maand wordt er salaris (loon) op je bankrekening gestort. 
Zelfstandige: heeft een eigen bedrijf, geen vast salaris (loon). 

Bovenstaande noemen we ook wel wit werk. Bij zwart werken betalen de werkgever en werknemer geen belasting of sociale premies.

  • Voordelen: meer geld, sneller aangenomen, geen formulieren, geen opleiding. 
  • Nadelen: strafbaar, geen verzekering, bij ziekte niet doorbetaald, snel ontslagen.
Betaald? Wit? Zwart?

Slide 7 - Tekstslide


Hoofdstuk 3


Arbeidsvoorwaarden

Slide 8 - Tekstslide

Arbeidsvoorwaarden: afspraken die gelden als je ergens werkt. Deze afspraken staan meestal in je arbeidscontract - hier staat in: 
  • Je functie, je proeftijd, je vakantiedagen, je loon, de uren die je maakt etc... 

Het loon is vaak de belangrijkste. 
  • Brutoloon: staat in je contract, hier gaan de premies en belastingen vanaf. 
  • Nettoloon: het salaris / loon dat op je rekening komt te staan. 



Arbeidsvoorwaarden

Slide 9 - Tekstslide

Over ontslag zijn ook afspraken gemaakt in je arbeidsvoorwaarden / contract: 

  • Opzegtermijn: meestal een of twee maanden, jij kan een nieuwe baan zoeken of jouw baas een nieuwe werknemer (wel een goede reden voor nodig)
  • Op staande voet:  je moet onmiddellijk het bedrijf verlaten. Dit gebeurt alleen als je je zwaar misdragen hebt (stelen, agressie)

In NL is er een discriminatieverbod: allen die zich in Nederland bevinden worden in gelijke gevallen, gelijk behandeld. Dit geldt ook voor werksituaties, daarom is er de Wet Gelijke Behandeling (WGB): onderscheidt maken tussen mannen en vrouwen op het werk is verboden. 
Ontslag?

Slide 10 - Tekstslide


Hoofdstuk 4


Arbeidsomstandigheden

Slide 11 - Tekstslide

Arbeidsomstandigheden: alle dingen die te maken hebben met je werkplek. Regels hierover staan in de Arbowet: de wet moet voorkomen dat mensen arbeidsongeschikt raken (niet meer kunnen werken). 

Deze is verdeeld in drie onderdelen: 
  • Veiligheid: machines beveiligd, vluchtroutes duidelijk, mondkapjes dragen.
  • Gezondheid: geen giftige stoffen, temperatuur niet te warm / koud. 
  • Welzijn: geen zinloos of saai werk (psychische klachten voorkomen). 

De arbeidsinspectie controleert of zowel de werkgevers ALS de werknemers zich aan deze regels houden
Arbeidsomstandigheden

Slide 12 - Tekstslide


Hoofdstuk 5


Arbeidsomstandigheden

Slide 13 - Tekstslide

Bedrijfscultuur: de normen, waarden, gewoonten en omgangsvormen binnen een bedrijf. De regels kunnen overal anders zijn - zo mag je in restaurants misschien geen spijkerbroek dragen, of achter de kassa geen tas of telefoon bij je hebben. 

Arbeidsverhoudingen: de manier waarop je met je collega's of baas omgaat. 

Bazen kunnen twee manieren hebben van leidinggeven: 
  • Autoritaire baas: geeft opdrachten en iedereen luistert naar hem, geen inspraak. Denk bijvoorbeeld aan het leger of de brandweer. 
  • Democratische baas: neemt de beslissing samen met zijn werknemers. Vraagt meningen en houdt daar rekening mee. 
Arbeidsverhoudingen

Slide 14 - Tekstslide

Inspraak: je mag meedenken en meepraten, maar de baas beslist. 
Medezeggenschap: je mag meebeslissen.

Hoe kan dit binnen een bedrijf? 
  • Werkoverleg: van te voren wordt de dag besproken en taken verdeeld. 
  • Personeelsvergadering: al het personeel, inspraak maar geen zeggenschap.
  • Ondernemingsraad (OR): bij 50+ werknemers verplicht, overleggen met de baas over vakantieplanning, nieuwe sollicitanten etc. 
Meedenken / meepraten?

Slide 15 - Tekstslide