2425 Introductieles verbeterplan B1-K2-W3

Werkprocessen periode 2.3
B1-K2-W3
Draagt bij aan goede kwaliteit van zorg
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
KwaliteitszorgMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werkprocessen periode 2.3
B1-K2-W3
Draagt bij aan goede kwaliteit van zorg

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:

- Weet je wat een onderzoekende houding is.
- Weet je hoe je knelpunten in kaart kunt brengen.
- Weet je de opbouw van een verbetervoorstel
- Weet je waarop je verbetervoorstel voor examen B1-K2-W3 beoordeeld wordt.

Slide 2 - Tekstslide

B1-K2-W3
De beginnend beroepsbeoefenaar werkt mee aan goede kwaliteit van de zorg en ondersteuning en het proces. Zij draagt bij aan kwaliteitsverbeteringen. Daartoe zet zij kennis en expertise in bij verbetertrajecten en/of intervisiegroepen. De beginnend beroepsbeoefenaar signaleert en meldt knelpunten. Zij is zich bewust van de eigen kwaliteit van de werkzaamheden en spreekt collega’s aan op het volgen van procedures en voorschriften.

Slide 3 - Tekstslide

Verbeterplan

Slide 4 - Woordweb

Welke knelpunten ervaar jij op de werkvloer? Wat zou beter kunnen?

Slide 5 - Open vraag

Een onderzoekende houding
  • Een professional heeft een onderzoekende houding.
  • Iemand met een onderzoekende houding is voortdurend op zoek zijn naar manieren om zijn werk te verbeteren door middel van systematische observatie, reflectie en onderzoek. 
  • Hoe doe ik het goede op de goede manier?
  • Wat blijkt uit observaties en wat zegt de theorie hierover?

Slide 6 - Tekstslide

Waarom moet een Verzorgende-ig een onderzoekende houding hebben?

Slide 7 - Open vraag

Ik weet hoe ik mijn verbeterplan voor examen 11 (K2-W3) moet schrijven.
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Ik heb een onderwerp voor mijn verbeterplan
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

Zo ja, mijn onderwerp is ...

Slide 10 - Open vraag

Ik heb al een deel van mijn verbeterplan geschreven.
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Zo ja, welk deel heb je geschreven?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wat moet er komen te staan in de inleiding van het verbeterplan?

Slide 15 - Open vraag

Hoelang moet de inleiding van een verbeterplan zijn wat jou betreft?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

a. Onderwerp bepalen
  • Ben jij de enige die het probleem ziet en ervaart of anderen ook? - enquête!
  • Wat zegt de theorie over het onderwerp: kun je gedachten  concreet  en hard maken als jouw indruk is dat iets niet goed gaat.
  • Stel jezelf de waarom/ waardoor vraag bij de oorzaak van het probleem, dan kom je tot de kern.

Slide 19 - Tekstslide

b. doelstelling/verwachting
  • Benoem het concrete verbetervoorstel - welke nieuwe (betere) manier van werken stel jij voor?
  • Wat is je doel/verwachting met je verbetervoorstel, wat hoop je te bereiken?
  • Waarom is je doel/verwachting realistisch of waarschijnlijk? Kun je dat onderbouwen met theorie, uitslagen van enquêtes of andere gegevens?

Slide 20 - Tekstslide

c. acties
  • Welke acties ga je ondernemen om je verbetervoorstel te doen slagen?
  • Onderbouw ook hier weer waarom jij denkt dat deze acties nodig zijn. Onderbouw je uitspraken met theorie en/of andere bronnen.
  • Laat zien dat je bewuste keuzes maakt op basis van gegevens en/theorie.

Slide 21 - Tekstslide

d. planning
  • Beschrijf in je planning wat er nodig is om je verbetervoorstel te schrijven / uit te voeren.
  • Beschrijf de volgorde en hoeveel tijd je nodig denkt te hebben voor de verschillende onderdelen.
  • Onderbouw waarom je in je planning kiest voor een bepaalde volgorde en waarom jij denkt dat jouw planning realistisch is. Laat hierbij weer zien dat je bewuste keuzes maakt bij het maken van de planning!

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

e. procedures wettelijke richtlijnen 
  • Beschrijf welke procedures, protocollen, procedures en/of wettelijke richtlijnen van belang zijn bij jouw verbetervoorstel.
  • Onderbouw waarom juist deze protocollen, procedures en/of wettelijke richtlijnen van invloed zijn op jouw verbetervoorstel. Leg ook uit op welke manier de protocollen, procedures en/of wettelijke richtlijnen invloed hebben op jouw verbetervoorstel
  • Laat ook hier duidelijk zien dat je kennis hebt van zaken v.w.b. de inhoud van de verschillende protocollen, procedures en/of wettelijke richtlijnen.

Slide 24 - Tekstslide

f. kwaliteitseisen organisatie
  • Beschrijf op de kwaliteitseisen van jouw organisatie. 
  • Leg duidelijk uit op welke manier je rekening houdt met de kwaliteitseisen van jouw organisatie binnen jouw verbetervoorstel.
  • Onderbouw dit met voorbeelden en laat concreet zien waar in jouw verbetervoorstel de kwaliteitseisen terug te zien zijn.

Slide 25 - Tekstslide

g. visie organisatie
  • Beschrijf op de visie van jouw organisatie. 
  • Leg duidelijk uit op welke manier je rekening houdt met de visie van jouw organisatie binnen jouw verbetervoorstel.
  • Onderbouw dit met voorbeelden en laat concreet zien waar in jouw verbetervoorstel de visie terug te zien is.

Slide 26 - Tekstslide

Hoelang moet hoofdstuk 2 van jouw verbeterplan zijn wat jou betreft?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

3. Nawoord en reflectie
  • Wees is je nawoord en reflectie. Onderbouw de uitspraken die je doet. Hiermee wordt bedoeld dat je toelicht waarom je bepaalde uitspraken doet in je nawoord en reflectie.
  • Neem de lezer mee in je verhaal. Zorg ervoor dat er geen verwarring kan ontstaan.

Slide 29 - Tekstslide

Algemene schrijftips
  • Geef je verhaal structuur mee: gebruik hoofdstukken en tussenkopjes.
  • Houd je zinnen kort en duidelijk. Gebruik een duidelijk lettertype.
  • Neem de lezer mee in je verhaal, leg bij elk stukje uit wat je gaat vertellen en wat de lezer kan verwachten, zo is je verhaal beter te volgen.
  • Je verbetervoorstel moet ook voor vreemden/buitenstaanders te volgen zijn. Leg dingen die voor jou heel logisch zijn dus uit. Laat altijd zien dat je bewuste keuzes maakt en weet wat je doet.

Slide 30 - Tekstslide

Ik vind een goede bronvermelding belangrijk
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Waarom is een goede en duidelijke bronvermelding belangrijk?

Slide 33 - Open vraag

4. Bronvermelding
  • Zorg ervoor dat je bronvermelding, duidelijk, volledig en overzichtelijk is.
  • Voor anderen moet duidelijk zijn waar jij jouw informatie vandaan hebt gehaald.

Slide 34 - Tekstslide

5. Bijlagen
  • Voeg bijlagen toe die ondersteunend zijn voor de inhoud.
  • Denk aan: 
  • protocollen, procedures, kwaliteitseisen en visiedocumenten van de organisatie.
  • Uitslag en/of ingevulde enquêteformulieren.
  • Je kunt eventueel vanuit de tekst verwijzen naar de bijlagen.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Kijken naar examen B1-K2-W3
Waar word je op beoordeeld door de examinator (van school)?

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Ik kan nu aan het werk met mijn verbeterplan.
A
Ja
B
Nee

Slide 40 - Quizvraag

Einde

Slide 41 - Tekstslide