In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
timer
5:00
Slide 1 - Tekstslide
Terugblik
Fictie:
Je weet wat een leesautobiografie is en hebt er zelf een gemaakt.
Slide 2 - Tekstslide
Fictie
Je weet dat een verhaal onder te verdelen is bij 1 of meerdere genres
Je weet waar je een hoofd- en bijfiguur aan kunt herkennen.
Je weet de tijd van het verhaal te bepalen
Je weet wat de vertelde tijd.
Je weet welke technieken er zijn om een verhaal spannend te maken
Slide 3 - Tekstslide
opdracht genres
Probeer de symbolen aan de juiste genres te koppelen. Welk duo heeft als eerste alles gekoppeld?
timer
5:00
Slide 4 - Tekstslide
Hoofdpersoon en bijfiguur
Hoofdpersoon
Hier weet je het meest van
Je beleeft een groot deel van het verhaal vanuit deze persoon
Heeft een probleem of opdracht als doel
Bijfiguur
Kom je minder over te weten
Kan een helper en/of tegenstander zijn
Beschrijf 1 hoofdpersoon en 1 bijfiguur uit jouw boek.
Slide 5 - Tekstslide
Tijd in verhalen
Om de tijd in een verhaal te achterhalen kijk je naar de volgende punten:
jaartal
historische figuren
historische gebeurtenissen
gewoontes, voorwerpen, kleding en eten
omgeving
Slide 6 - Tekstslide
Oefening tijd in verhalen (deel 1)
Schrijf de eerste regels van het verhaal waarin duidelijk het jaartal wordt genoemd waarin het verhaal speelt en over welk historische figuur het verhaal gaat.
Slide 7 - Tekstslide
Oefening tijd in verhalen (deel 2)
Je leest het verhaal van de ander en gaat verder.
In de volgende regels beschrijf je welke belangrijke gebeurtenis (kenmerkend voor die tijd) vandaag staat te wachten.
Slide 8 - Tekstslide
Oefening tijd in verhalen (deel 3)
Je leest het verhaal van de ander en gaat verder.
Nu je weet welke gebeurtenis die dag staat te wachten, schrijf je verder. Beschrijf in welke omgeving (passend bij die tijd) deze gebeurtenis plaatsvindt en kies voorwerpen, gewoontes, kleding of eten die in de tijd passen.
Slide 9 - Tekstslide
Spanning blok 4 fictie
Er zijn 6 manieren om spanning in een verhaal aan te brengen:
gevaarlijke omgeving
gevaarlijke situatie
onverwachte wending
cliffhanger
vermoeden
uitstel
Welke voorbeelden ken jij?
Slide 10 - Tekstslide
Spanning
Welke vormen van spanning ben je tegengekomen in het fragment uit het boek 'Zes seconden' dat eerder deze les werd voorgelezen?
Slide 11 - Tekstslide
Spelling
Je weet welke onderdelen extra aandacht nodig hebben: pv tt / pv vt / vdw / inf
Je weet het verschil tussen de stam en de ik-vorm
Slide 12 - Tekstslide
Basis ww-spelling
Download de app 'socrative student'
Classroom: 360028
Pak een schrift voor je en noteer de nummers die je fout hebt.
Na afloop krijg je een strookje papier. Omcirkel de nummers die je fout hebt.
Met welke onderdelen moet je nog even goed oefenen?
Slide 13 - Tekstslide
Stam en ik-vorm
stam: hele werkwoord -en rennen --> renn
gapen --> gap
ik -vorm: (ik) ren
(ik) gaap
Let op: de stam kan toevallig hetzelfde zijn als de ik-vorm:
(ik) fiets (stam) fiets
Slide 14 - Tekstslide
Noteer de stam van 'spelen'
Slide 15 - Open vraag
Noteer de stam van 'galoperen'
Slide 16 - Open vraag
Noteer de ik-vorm van 'haken'
Slide 17 - Open vraag
Noteer de ik-vorm van 'winkelen'
Slide 18 - Open vraag
Opdrachten maken
Luister indien nodig naar de uitleg
Blz. 27 opdr 6
blz. 28 opdr 9 (vanaf zin 6)
blz. 29 opdr 11
Luister naar de uitleg
aantekening dia 20 t/m 22 in schrift noteren.
blz. 27 opdr 5 (t/m nr 6)
blz. 28 opdr 9 (t/m zin 5)
Slide 19 - Tekstslide
Uitleg pv tt
Regel: werken
Hij (beantwoorden) de mail morgen.
De gemeente (verbreden) de weg komend kalenderjaar.
Mijn buurmeisje van 14 (worden) nog steeds naar school gebracht.
(Verantwoorden) jij je straks tegenover de rector?
Slide 20 - Tekstslide
Regel vdw
Regel: langer maken of 'txkofschip
De hond heeft de hele dag (beven).
Met contant geld betalen wordt niet meer over (accepteren).
Dit bedrijf is afgelopen jaar (verbouwen).
staat vaak achteraan de zin
begint vaak met ge/ver/be
Er staat altijd een vorm van worden, hebben of zijn in de zin.
Slide 21 - Tekstslide
Regel pv vt
Regel: langer maken of 'txkofschip
De hond (beven) de hele dag toen hij was geopereerd.
Het (onweren) gisteren de hele dag.
De agent (beboeten) zojuist de brommer voor te hard rijden.
Slide 22 - Tekstslide
Afsluiting 1 vwo
Huiswerk volgende les:
Leesboek meenemen
Blauw: vanaf Blz. 27 opdr 6, opdr 9 (vanaf zin 6) en opdr 11
Geel: vanaf blz. 27 opdr 5 (t/m nr 6) en opdr 9 (t/m zin 5)