Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Relative Pronouns
Leerdoelen
Ik ken de verschillende betrekkelijke voornaamwoorden en kan deze correct gebruiken.
Kijk in Magister onder het kopje huiswerk zodat je weet welke opdrachten je kunt maken voor de leerdoelen van deze week.
1 / 14
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
In deze les zitten
14 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Leerdoelen
Ik ken de verschillende betrekkelijke voornaamwoorden en kan deze correct gebruiken.
Kijk in Magister onder het kopje huiswerk zodat je weet welke opdrachten je kunt maken voor de leerdoelen van deze week.
Slide 1 - Tekstslide
Relative Pronouns
'Relative Pronouns' gebruik je als je
extra informatie wilt geven over iets of iemand
met behulp van een bijzin.
who/which/that/whose
Slide 2 - Tekstslide
Relative Pronouns
'who' -->
om te verwijzen naar
mensen
'This is
my best friend
,
who
lives next door.'
'which' -->
om te verwijzen naar
dieren of dingen
'This is
my bike
,
which
is very old.'
Slide 3 - Tekstslide
Relative Pronouns
'that' -->
kan je
in plaats van 'who' of 'which'
gebruiken,
BEHALVE
als de bijzin met een komma begint.
(nooit
'that'
na een komma)
'That's
the friend
that
lives in Swansea.'
'That's
the bike
that
is for sale.'
Slide 4 - Tekstslide
Relative Pronouns
'whose' -->
om aan te geven
bij wie of wat iets hoort
'That's
the friend
,
whose
bike was stolen.'
'That's
the bike
,
whose
wheel disappeared.'
Slide 5 - Tekstslide
Test your Knowledge!
Kies bij de volgende opgaven
de correcte Relative Pronoun
.
Slide 6 - Tekstslide
I have a friend, ... bag was stolen.
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 7 - Quizvraag
This is my brother, ... shares a room with me.
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 8 - Quizvraag
That's the coat ... I borrowed.
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 9 - Quizvraag
The house, ... roof collapsed, is gone now.
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 10 - Quizvraag
Is that the man ... gave you a compliment?
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 11 - Quizvraag
What were the Relative pronouns?
A
Him, Her, They
B
That, Those
C
Who, Which, That, Whose
D
His, Hers, Theirs
Slide 12 - Quizvraag
Which relative pronoun can't go between commas?
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 13 - Quizvraag
Leerdoelen
Kijk in Magister naar de opdrachten die je kunt maken om te werken aan de leerdoelen.
In ML kun je een bestand vinden met worksheets van alle grammatica-onderdelen van unit 2
Slide 14 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Relative Pronouns
December 2023
- Les met
10 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
2THV Relative Pronouns
28 dagen geleden
- Les met
16 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
2MH3: Relative Pronouns
December 2023
- Les met
15 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
2MH3: Relative Pronouns
Januari 2024
- Les met
18 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Relative pronouns H3A
April 2024
- Les met
22 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Relative Pronouns
Oktober 2023
- Les met
14 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
H2B: Relative Pronouns
14 dagen geleden
- Les met
15 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Relative Pronouns
Maart 2024
- Les met
15 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2