Semicollectief: bedrijven krijgen gedeeltelijk geld van de overheid
Deze sector houdt zich bezig met niet-commerciele dienstverlening
Slide 14 - Tekstslide
Structuur van de economie
Sociale infrastructuur, rechtssysteem
Categoriale inkomensverdeling, loonquote, winstquote etc.
Monetaire infrastructuur, financiële aspect
Internationale betrekkingen, samenwerkingen tussen landen.
Slide 15 - Tekstslide
Prestaties van de economie
Niet alleen kijken naar economische groei en naar de structuur, ook kijken naar productiviteit, technologische vooruitgang, werkloosheid en scholing en kwaliteit van arbeid.
Slide 16 - Tekstslide
Waarom?
Productiviteit --> hoger --> meer productie --> meer toegevoegde waarde --> hoger BBP
Technologische vooruitgang --> verhoogt productiviteit --> Zorgt voor hogere kwaliteit van leven--> hoger BBP
Inkomensverschillen zijn groot, waarom groeien deze niet naar elkaar toe door de grote hoeveelheid import en export?
Slide 18 - Tekstslide
Reden voor divergentie (meer uit elkaar groeien)
Landen verschillende sectoren, verschillende productiviteit
Cultuur
Staatsinrichting
Politiek
Historische ontwikkelingen
Slide 19 - Tekstslide
Hoe nog meer verkleinen?
Internationale samenwerking en vrijhandel, hierdoor vervagen de inkomensverschillen.
Tegenover internationale samenwerking --> protectie, eigen land beschermen tegen rest, door middel van invoerrechten, invoerquotum (contigentering) en exportsubsidies.
Slide 20 - Tekstslide
Wat zijn de 5 belemmerende factoren voor convergentie van inkomen?
Slide 21 - Open vraag
Welke uitspraken zijn juist?
A
De reële economische groei is de nominale economische groei gecorrigeerd voor inflatie
B
Bij een positieve reële economische groei stijgt het aantal geproduceerde goederen en diensten
C
De reële groei is altijd hoger dan de nominale groei
D
De reële groei is altijd lager dan de nominale groei
Slide 22 - Quizvraag
Waar staan de afkorting Y, C, B en S voor?
Slide 23 - Open vraag
In 2018 wordt in Nederland een economische groei verwacht van 2,3%. Dat betekent dat een Nederlander meer kan kopen. Zullen de prijzen van de goederen stijgen(inflatie) of dalen (deflatie).Geef ook aan waarom.
Slide 24 - Open vraag
In welke delen van de grafiek is er sprake van een positieve reële economische groei?